24 25 uit het buitenland, die ik U straks opnieuw genoemd heb, zijn gemakkelijk aan te vullen met talrijke voorbeelden van verwaarlozing, verminking en ver nietiging van de moderne archieven van onze eigen Nederlandse bestuurs instellingen: archieven van een gerechtshof, die voor scheurpapier werden ver kocht; archieven van een arrondissementsrechtbank, die op het laatste ogen blik toevalligerwijze bij het „Liefdewerk Oud-Papier" werden ontdekt en gered; archieven van kantongerechten, opgeruimd en vernietigd, omdat de lucht, welke de van vocht verterende papieren verspreidden in de omgeving van de zoldervliering, waarop zij geborgen waren, onverdragelijk werd; vele andere archieven ten dele of geheel onvindbaar, vermoedelijk voor goed verloren, enz. enz. In ieder geval staat vast, dat ook in Nederland vele van deze archieven, omdat zij hun actueel belang voor de lopende dienst der instellingen, waartoe zij behoorden, verloren hadden, volkomen verwaarloosd zijn en dat in vele gevallen het zeer belangrijke met het onbelangrijke tegelijk aan vernietiging ten prooi gevallen is; slechts aan het onberedeneerde toeval werd in vele gevallen overgelaten, of iets bewaard bleef. Reeds op 11 Januari 1935 heb ik naar aanleiding van de opgedane erva ringen aan de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen schriftelijk verzocht op grond van de hem verstrekte gegevens te willen over wegen of het niet dringend noodzakelijk was in de Archiefwet een nieuw artikel in te voegen, dat zou bepalen, dat de archieven van alle rijksdiensten in een provincie voortaan op geregelde tijden door de Rijksarchivaris in die provincie geïnspecteerd zouden worden, en dat deze rijksarchivaris op gere gelde tijden door bemiddeling van de minister van O., K. en W. verslag zou uitbrengen bij de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur over de toestand der archieven van de ambtenaren, die onder deze Hoofden ressor teren. Dit schrijven van 11 Jan. 1935 heeft geen gevolgen gehad. Maar wel schreef onze collega A. J. van de Ven, misschien wel op dezelfde datum, zijn artikel: ,,Is toezicht op andere dan gemeente- en waterschapsarchieven gewenscht?", welk artikel eveneens in 1935 in ons Archievenblad1) verscheen, en waarin ook de heer Van de Ven toen reeds constateerde: „Na en op grond van de ervaringen, die verschillende provinciale archiefinspecties in de afgelopen vijftien jaren met de gemeente- en waterschapsarchieven binnen haar ressort hebben opgedaan, acht ik mij gerechtigd tot de conclusie, dat een inspectie van de archieven ook van andere overheidsinstellingen, alleszins noodzakelijk mag worden geacht". Dat alles is nu al bijna 15 jaar geleden! In 1935 beëindigde de heer Van de-Ven zijn slotwoord reeds met de klas sieke waarschuwing: „Senatu deliberante Saguntum periit", en wij delibereren nog steeds! En ik vrees, dat in die vijftien verlopen jaren inderdaad al weer veel ten onder ging! Onbegrijpelijk acht ik het in ieder geval, hoe na dit alles de Commissie- Mey, die zich bezig hield met de herziening van het K. B. van 24 September 1Ö23, no. 7 betreffende de inrichting van de bureaux der onderscheidene epartementen en de verzorging der Departementale archieven, nu nog, zo- Ned. Archievenblad 1934/35 p. 33 vlg., 113 vlg. als bekend geworden is, de inspectie van deze archieven door de rijksarchi varissen verwerpelijk acht. Het lijkt mij nuttig en ten zeerste gewenst, dat onze Vereniging zich naar aanleiding van dit feit nog in de loop van deze vergadering openlijk uitspreekt voor de instelling van deze inspectie en een verzoek van deze strekking richt tot de desbetreffende minister! Maar m.i. behoort deze materie bovendien bij de herziening van de Archiefwet conse quent van hoog tot laag geregeld te worden. Nadrukkelijk behoort m.i. ook in onze Nederlandse archiefwet vastgelegd te worden, dat alle archieven, behorende tot enigerlei wetgevende, uitvoerende, rechterlijke of andere in stelling of dienst van de Staat der Nederlanden, staan onder de bewaking en onder het oppertoezicht van de Algemene Rijksarchivaris, in deze zin, dat hij volledige bevoegdheid heeft om persoonlijk of door een plaatsvervanger- de archieven van elk regeringsbureau van de .Staat en van elke bestuurs instelling te inspecteren, van hoedanige aard deze ook zijn moge, en waar zij ook moge zijn gevestigd; en dat hij bij deze inspectie de volledige mede werking zal hebben van al degenen, die met de zorg voor deze archieven belast zijn. Zoals U zich zult herinneren is de inspectie der regeringsarchieven op deze wijze in Amerika geregeld, en zij heeft uitstekend voldaan. Verder behoort aan deze inspectie op enigerlei wijze wettelijk de bevoegd heid van de Algemene Rijksarchivaris verbonden te worden om de overdracht naar de rijksarchiefbewaarplaatsen te vorderen: I) van al die archieven van nog functionerende diensten, a) waarvan bet hoofd van de desbetreffende dienst meent, dat zij niet meer noodzakelijk zijn voor de afhandeling der lopende zaken in deze dienst, b) waarvan de Algemene Rijksarchivaris meent, dat zij in zulk een materiële toestand ver keren, dat zij niet langer zonder gevaar voor beschadiging bij de betreffende dienst in gebruik kunnen blijven, en c) waarvoor volgens de Algemene Rijks archivaris geen voldoende of geen veilige bergplaats bij de desbetreffende dienst te verschaffen is; II) van alle archieven van iedere opgeheven bestuursinstelling, tenzij hare functies zijn overgedragen op die instelling, welke de archieven nu in bewaring heeft. Daarbij zou het beginsel, dat de archieven der besturen, die op het grond gebied van één der tegenwoordige provincies in 's Rijks dienst fungeren of gefungeerd hebben, in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats dier pro vincie bewaard zullen worden, voorzover zij niet onder die besturen- zelf berusten, uitdrukkelijk in de wet vastgelegd moeten worden (dus niet slechts in een Kon, Besluit (van 15 April 1929, S. nr. 159), zoals dat nu het geval is). Wanneer het wettelijk wordt vastgelegd, zal het in de huidige Archiefwet bovendien dienen als onmisbare tegenhanger en aanvulling van art. 8 waarin is vastgesteld, dat de archieven van besturen, wier functies zich over het gehele Rijk hebben uitgestrekt of uitstrekken, in de Algemene Rijksarchief bewaarplaats in Den Haag bewaard zullen worden, voorzover zij niet onder de besturen zelf berusten. Eerst dan, wanneer de Archiefwet in bovenomschreven zin zal zijn gewij zigd en aangevuld, zal het ons, archivarissen, mogelijk zijn onze belang-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1950 | | pagina 16