HET LAGER PERSONEEL BIJ 's RIJKS ARCHIEF
DIENST IN HET NIEUWE BEZOLDIGINGSBESLUIT
16
met het verleende crediet, bestemd voor de bouw van een nieuw archiefge
bouw. Velen onzer zien reeds jaren reikhalzend uit naar een nieuw archief-
depot.
Op voorlezing van de indertijd in het Archievenblad gepubliceerde notulen
wordt geen prijs gesteld.
De penningmeester geeft in zijn verslag te kennen, dat het saldo der afdeling
van f 34.45 tot f 145.85 is gestegen. Deze aanzienlijke toeneming van onze
kasmiddelen hebben wij te danken aan het feit, dat het Beheersinstituut ons
uit het faillissement van het Ned. Arbeidsfront 66 kon bieden. Op 6
Jan. 1943 werden wij gedwongen onze kas, toen groot f 211,88 aan het N.A.F.
af te dragen. Wij kregen f 148,32 van de Regeringscommissaris van het N.A.F.
terug, maar waren gedwongen tot het betalen van f 50 aan leges. Wij
hebben dus ongeveer 53J/2 °/0 van ons oude kapitaal verloren. De kascommissie
keurt het beheer goed, maar vindt het gewenst dat de penningmeester van de
afdeling over een aparte girorekening kan beschikken. De vergadering ver
leent hem hierna decharge en geeft toestemming tot het openen van een eigen
girorekening. Een voorstel van de heer D. van Baaien om richtlijnen voor
kasopnemers en administratie vast te stellen wordt met grote meerderheid
verworpen.
Voor het verkiezen van een nieuw bestuurslid in de plaats van mej. G. C.
Telders, die niet herkiesbaar is, wordt door de vergadering geen candidaat
gesteld. De hierna genoemde candidaat van het bestuur, de heer H. J. A. M.
Schurink, archivaris van Tilburg, wordt op voorstel van mr de Bussy bij
acclamatie benoemd. Ook de heer J. W. M. Klomp te 's-Gravenhage, de door
het bestuur voorgestelde candidaat, wordt bij acclamatie tot plaatsvervangend
bestuurslid verkozen. Het voorzitterschap zal bij dr W. Moll blijven berusten.
De heer C. D. Goudappel brengt rapport uit van zijn vertegenwoordiging
van onze afdeling in de Centrale van Hogere Gemeente-ambtenaren, waarin
hij de werkzaamheden van het Ambtenarencentrum. waarbij de Centrale is
aangesloten, memoreert en opmerkt, dat de enquête van de salariscommissie
van de Centrale inzake salariëring te weinig medewerking heeft ondervonden.
Bij de rondvraag wordt de salarispositie van gemeente-archivarissen en
archiefambtenaren besproken. De algemene mening is dat de salarispositie en
rangindeling van het gemeentelijk archiefpersoneel bij die van het rijksarchief-
personeel achter blijft. De nieuwe regeling voor het rijksarchiefpersoneel moet
de gemeenten ten voorbeeld strekken. Het denkbeeld om de gemeenten
attent te maken op de salariëring en formatie, zoals die nu voor het rijks
archiefpersoneel is vastgesteld, wordt niet opportuun geacht. Het feit, dat
bij enkele gemeenten de tweede-klasser niet verder kan komen dan tot com
mies, wordt door de vergadering een onjuiste toestand genoemd, daar men bij
andere gemeenten, waar een eerste-klas archiefambtenaar aan het hoofd moet
staan, tweede-klassers met een hogere rang dan commies kent, hetgeen ook
bij de nieuwe rijksregeling duidelijk tot uitdrukking komt. Van geval tot geval
zal hierop de aandacht der gemeentebesturen gevestigd worden. De waarde
van een enquête inzake salariëring en formatie van gemeentelijk archiefperso
neel in den lande wordt door mr de Bussy twijfelachtig genoemd, daar de
normen nogal verschillen.
17
In antwoord op een desbetreffende vraag deelt de voorzitter mede, dat in
gevolge art. 4 ieder lid der Vereniging, die in dienstverband tot gemeente of
Waterschap staat, automatisch lid van onze afdeling is.
Hierna sluit de voorzitter deze vergadering; hij dankt mej. Telders voor
de diensten, aan onze afdeling als secretaresse bewezen, en spreekt mr le
Cosquino de Bussy toe, die in verband met zijn pensioengerechtigde leeftijd
dit jaar voor het laatst het archivariaat van de hoofdstad bekleedt en zo
doende afscheid moet nemen van onze afdeling, die hij zo vaak in bestuurs
functie diende.
Er is mij al enige keren gevraagd: Hoe staat het met de plaatsing van het
lager personeel bij 's Rijks archiefdienst in het jongste Bezoldigingsbesluit?
Een duidelijk voorbeeld van de wijze, waarop bij de samenstelling van dit
besluit is gehandeld, vindt men in de plaatsing van onze binders. Het Besluit
vermeldt de volgende binders-rangen:
Binder A (Staatsdrukkerij) groep 5 f 209f 230 6 jr.
Binder B groep 4b f 200f 221 6 jr.
Binder C (Alg. Rekenkamer) groep 4 f 192f 213 6 jr.
(Dep. v. Financiën)
(Rijksarchieven)
Staatsdrukkerij
Binder D (Algemeen) groep 3 f 184—f 200 6 jr.
Onze binders zijn dus geklasseerd in op één na de laagstbezoldigde groep,
zonder dat zelfs de mogelijkheid tot bevordering in een hogere groep is ge
schapen. Het is moeilijk aan te nemen, dat een binder-A bij de Staatsdrukkerij
een moeilijker, meer vakbekwaamheid eisend of verantwoordelijker werk zou
verrichten dan de prima vakmensen, die bij 's Rijks archiefdienst werkzaam
zijn. Maar zonder dat zelfs aan hen, die het weten kunnen, i.e. de rijksarchi
varissen, gevraagd is hoe het werk van onze binders geklasseerd behoort te
worden, zijn deze mensen zo goedkoop mogelijk in het nieuwe Bezoldigings
besluit opgeborgen.
Dit wordt nog wonderlijker, als men ziet, dat een bode bij de rijksarchieven
wèl kan opklimmen tot archiefbediende-A, n.b. geplaatst in groep 5, waarin
onze binders niet kunnen komen.
Als men nu nog weet, dat de machinist van het Algemeen Rijksarchief in
het nieuwe Bezoldigingsbesluit te vinden is als chef-vakman (terwijl er ma
chinistenschalen zijn) en de fotograaf als technisch-assistent (terwijl er foto
grafenschalen zijn), dan lijkt het mij niet te veel gezegd, als wij concluderend
vaststellen, dat de plaatsing van het lager personeel bij 's Rijks archiefdienst
in het jongste Bezoldigingsbesluit nog al zonderling is. Alleen, de geheim
houding, waaronder de salaris-commissie moest werken, wordt nu wel ver
klaarbaar. J. L. VAN DER GOUW.