104 te krijgen op voet van gelijkheid en in vrij overleg, dus na de oorlog. Bij de onderhandelingen bracht de Algemene Rijksarchivaris een nieuw beginsel ter tafel, door hem in het K. B. van 2 Sept. 1919 (S. no. 552) aangetroffen en toepasselijk geacht ook op uitwisseling van archivalia tussen landen, nl. dat archieven bij overdracht of overgang van rechten of functiën deze trans missie volgen, en door hem „transmissie-beginsel" gedoopt. Op grond daarvan meende hij voor Nederland te kunnen vindiceren archiefstukken van den Gou verneur-Generaal der Geünieerde Nederlandse Provinciën, aartshertog Mat thias van Oostenrijk, welke te Wenen berusten, maar deze stukken keerden zo min naar Nederland terug als bovengenoemde in uitzicht gestelde Gelderse charters1 b) archivistisch deel van het hertogelijk archief, doch door ver erving in München beland of de archivalia der Saksische hertogen, die Friesland hebben bestuurd. Verworven werden alleen uit het Staatsarchief te Münster enige stukken, behorende tot het archief van de abdij van Egmond; daartegenover werden enige mss. uit Nederlandse bibliotheken afgestaan. Als vrije gift, buiten de ruilovereenkomst, werden door het Rijksarchief in Zeeland zes handelsboeken van den Middelburgsen koopman B. Raulé (1664-1673) ontvangen. olledigheidshalve worde nog vermeld dat in 1942 pogingen werden aan gewend het onderwijs in de middeleeuwse geschiedenis aan de Rijksuniversi teit te Utrecht dienstbaar te maken aan de opleiding van het archivarisambt: gedacht werd aan de mogelijkheid van het houden van voordrachten aan de Universiteit door archiefambtenaren, waarbij met name de geschiedenis der staats- en rechtsinstellingen uit het landsheerlijke tijdperk werd bedoeld. Op een tot de wetenschappelijke archiefambtenaren le klasse gericht rond schrijven werden enkele toezeggingen ontvangen, doch doorgang heeft dit voornemen niet gehad. Thans volgen de mededelingen omtrent de verschillende archieven afzonderlijk. ALGEMEEN RIJKSARCHIEF. Dadelijk na de afkondiging van de Staat van Oorlog en Oorlogsgevaar, dus tegelijk met de afkondiging van de mobilisatie in 1939, werden maatrege len genomen voor de beveiliging van de verzamelingen en werd een eigen luchtbeschermingsdienst ingesteld. Een deel van de archiefstukken werd naar de onder het depötgebouw gelegen kelders gebracht, waarbij dankbaar ge bruik kon worden gemaakt van hulpkrachten van buiten. De oorlogsdagen van Mei 1940 gingen voor het Rijksarchief niet onge stoord voorbij. In de ochtend van de 10e Mei vielen enige Duitse bommen op gebouwen, in de nabijheid van het archief gelegen; in het eigen gebouw werden bijna 500 ruiten vernield, vooral op het dak van het depot-gebouw. Dit had natuurlijk een ramp kunnen betekenen, omdat bij regenval het water niet uit het depot te keren zou zijn geweest. Gelukkig kon de Rijksgebouwen dienst spoedig de schade herstellen. 1Zoals men weet zijn zij na de overwinning voor een aanzienlijk bedrag gekocht (Ned. Archievenblad 1948/49 p. 93). 105 Het gehele personeel was op het ogenblik van de bominslag bezig de re- troacta van de B. S. naar de kelder te brengen. Deze stukken waren tot dan toe op hun plaats gebleven, omdat zij zo veelvuldig geraadpleegd werden. Behalve deze zo juist genoemde stukken waren kort na Mei 1940 behalve de ongeveer 2000 strekkende m., welke reeds dadelijk na de mobilisatie naar de kelders waren gebracht, ook de zgn. „preciosa", d.w.z. de allerbelangrijkste stukken, w.o. de registers van de Hollandse Leenkamer, geborgen in de kel ders van het voorgebouw, die nog sterker geoordeeld werden dan de kelders onder het depót. Voor de ambtenaren was in de loop van 1939 door de Rijksgebouwendienst een schuilkelder ingericht onder de bibliotheek. Deze niet ongeriefelijke ruimte was wel zeer sterk omdat zij door betonnen stutten versterkt was, die tot aan de derde verdieping van het dienstgebouw doorliepen. Van deze kelder werd, vooral in de eigenlijke oorlogsdagen, veel gebruik gemaakt. Ook door het publiek van de straat, dat bij elk luchtalarm naar binnen stroomde, niet tegenstaande het voorschrift, dat deze kelder slechts voor de in het gebouw aanwezige personen bestemd was. Het vredestraktaat van 1648, waarvan uitlening naar Münster kon worden verhinderd, is met nog enige andere belangrijke stukken naar de schuilkelder in de St. Pietersberg bij Maastricht overgebracht. Ook in de speciale voor dat doel gebouwde schuilkelder bij Paaslo zijn in de oorlogsjaren waarde volle stukken ondergebracht, maar de grootste omvang had toch wel de ver plaatsing naar het Slot Loevestein. De ongeveer 2000 strekkende m. archief stukken bovengenoemd begonnen na enige tijd sporen van ernstige vocht te vertonen. Daarom was in 1941 besloten de stukken weer op hun oude plaats in het depót te brengen. Dit was geschied, maar toen, in 1942, de bombarde menten heviger werden, achtte men zich niet verantwoord de stukken nog langer in het nagenoeg onbeschermde archief te laten. De rijksarchivaris van de Tweede Afdeling deed in een nota het voorstel een groot aantal stukken naar elders te voeren en stelde als schuilplaatsen voor het Slot Loevestein, de kelders van het kasteel De Haar te Haarzuilens, het Magazijn te Nieuw- poort of het Huis Linschoten. De keuze van de Inspectie Kunstbescherming viel op Loevestein. De kelders werden voor het doel in gereedheid gebracht en twee scheepsladingen met archiefstukken werden daarheen vervoerd en groten deels door het eigen archiefpersoneel aldaar geborgen. In dezelfde nota was voorgesteld de nagenoeg ontruimde bovenverdieping van het depót af te sluiten met de leien uit de kasten van die verdieping, waardoor weliswaar geen bescherming tegen zware bommen zou worden verkregen, maar eventueel afgeworpen brandbommen toch wel zouden kunnen worden opgevangen. Deze afsluiting is gemaakt en tot na de bevrijding in stand gebleven. Zeer grote bestanddelen zijn in de laatste oorlogsjaren nog gevoerd naar de schuilkelders bij Heemskerk; bij al deze overbrengingen werd het gehele archiefpersoneel ingeschakeld. Door middel van glijplanken werden de stukken van boven naar beneden gebracht; het zou later blijken, dat het terugbrengen der stukken veel meer tijd zou vorderen. Tenslotte moet nog vermeld worden, dat in 1944 de retroacta van de B. S. naar het kasteel De Cannenburgh bij Vaassen zijn gebracht. Aldaar was een afzonderlijke archiefbewaarplaats inge-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 5