BERICHTEN 154 beide opvattingen. Een welverzorgde index van persoons- en plaatsnamen besluit het geheel. Als oudste stuk noteerde ik er een van 1315, als jongste een van 1886. Bij de omschrijving van de stukken ontbreekt de aanduiding ,,1 omslag „1 stuk", enz., zoals wij die kennen. Zo kan bijvoorbeeld no. 24: Corres pondence de Fery-Fran<;ois-Joseph de Bousies, 1797 evengoed ,,1 omslag als „7 pakken" beslaan. Voor een regestenlijst was kennelijk geen aanlei ding, omdat het archief betrekkelijk weinig stukken van vóór 1600 telt. De meest belangrijke stukken de bewerkster wijst er al in de Inleiding op zijn de blaffaards van inkomsten der Heren van Rouveroy, Croix enz.; de waarde van deze registers, voorzover die Henegouwse plaatsen betreffen, is nog aanzienlijk gestegen door het verlies van de betrokken dorpsarchieven bij bovenbedoelden brand van het Staatsarchief te Bergen. Al met al een verdienstelijk stuk werk, waaruit de voortvarendheid van de intelligente schrijfster duidelijk spreekt. E. C. M. PRINS. 155 ALGEMEEN. Wijziging Archiefwet. Bij K. B. van 5 Mei 1949 No. J 193 is bepaald: In het Koninklijk besluit van 2 September 1919 (S. no. 551), vastgesteld ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1918 (S. no. 378) en gewijzigd bij de Koninklijke besluiten van 9 November 1921 (S. no. 1161) en van 15 December 1930 (S. no. 474), regelende de benoembaarheid tot wetenschappelijk ar chief-ambtenaar, worden met ingang van 20 September 1944 de volgende wijzigingen aangebracht: a. Artikel 2 wordt gelezen: In de eerste klasse der wetenschappelijke archiefambtenaren zijn benoem baar zij, die aan een Universiteit, als bedoeld in de artikelen 70 en 184 der hoger-onderwijswet, in de faculteit der rechtsgeleerdheid, in die der letteren en wijsbegeerte of in die der godgeleerdheid met goed gevolg doctoraal examen hebben afgelegd en het diploma, hieronder in artikel 4 vermeld, hebben verworven. b. Artikel 3 wordt gelezen: In de tweede klasse der wetenschappelijke archiefambtenaren zijn benoem baar zij, die het diploma, hieronder in artikel 5 vermeld, hebben verworven. c. In de artikelen 4 en 5 wordt tussen de woorden „regelen" en „gelegen heid" gelezen: en onder door hem te bepalen voorwaarden. d. Artikel 6 vervalt. Vernietiging en vervreemding van archiefstukken. Bij K. B. van 13 Juli 1949 No. J 322 is bepaald: In het Koninklijk besluit van 7 October 1919, (S. nr. 596), vastgesteld inge volge artikel 5 van de Archiefwet 1918 (S. nr. 378), en gewijzigd bij het Ko ninklijk besluit van 14 Juni 1929 (S. nr. 316), houdende bepaling van de ge vallen, waarin en van de wijze, waarop archiefbescheiden, al of niet in enige bewaarplaats overgebracht, vernietigd of vervreemd kunnen worden, worden de tweede en derde volzin van het tweede lid van artikel 1 vervangen door het volgende: Tot die archieven behorende stukken, welke niet op zodanige lijsten zijn vermeld, mogen slechts worden vernietigd na ingewonnen advies van de be heerder van de Rijksarchiefbewaarplaats, welke volgens de bepalingen van het Koninklijk besluit van 2 September 1919 (S. nr. 552), gewijzigd bij Ko ninklijk besluit van 15 April 1929 (S. nr. 159), tot bewaring dier archieven is bestemd. Bij K. B. van 24 Jan. 1949, no. 8 is de erepenning voor verdiensten jegens openbare verzamelingen van Geschiedenis en Kunst in brons toegekend aan den heer J. P. Medema te 's-Gravenhage, zulks als blijk van waardering van zijn verdiensten jegens openbare verzamelingen van Geschiedenis en Kunst i.e. het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. De heer Medema heeft zich gedurende vele jaren geheel belangeloos voor het Algemeen Rijksarchief verdienstelijk gemaakt door het op zeer accurate

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 30