146
eeuwse staatkundige geschiedenis! Dezelfde bekwame hand leverde „Sprokkels
uit de registers van de Rekenkamer van Holland, 1525 1578".1
Leerrijk is het artikel van kolonel J. K. H. de Roo van Alderwerelt over
„De meester-generaals en bevelhebbers der Artillerie in de Nederlanden tot
1795", aardig de korte stukjes van jhr P. Beelaerts van Blokland over „Ne-
derlandsche Predikanten in Rusland 1633 1919)", van J. L. van der Gouw
over een „Nederlands Historielied (1489)" en van mevrouw Kouwenaar—
Kouwenaar over „Het postale geslacht Van West". De publicatie van jhr
Van Beresteyn: „Cohier van de vermogensbelasting te Haarlem a° 1511"
biedt tal van belangwekkende gegevens zoals familieverhouding, beroep, ge
goedheid, stadswijk van de aangeslagenen; deze zijn op hun achternaam ge-
alphabetiseerd en waar die ontbrak, op den voornaam. Drs C. J. Graafland
verdedigt in „De Nederlandse Bevolkingsboekhouding" de invoering van de
persoonskaart (1936). De archivaris daarentegen vraagt zich af, of een losse
kaart niet eerder wegraakt dan een deel? Het is te hopen, dat de wetgever
tijdig zal inzien, dat hij op het verkeerde pad raakt, indien „bij een wijziging
van het besluit bevolkingsboekhouding bepaald zal worden, dat de persoons
kaarten der overledenen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek zullen
blijven" (blz. 104). Niet aldaar, noch in een „demographisch laboratorium",
maar in de rijksarchieven behoren deze rijksarchivalia thuis (Binnenlandse
Zaken). J. F. A. Boer schreef over „Het huwelijksregister van Deventer
uit 1542" en plaatste dit in een historisch kader. Uit de lotgevallen van dit
„oudste trouwboek in ons land" valt veel te leren over de geschiedenis
van doop- en trouwboeken in het algemeen.
Natuurlijk mocht hier ook een heraldische beschouwing van den heer R. T.
Muschart „Een en ander omtrent familiewapens" niet ontbreken; W. H. Ave-
lingh schreef over „Familiepenningen". Jhr van Beresteyn besloot de rij met
„Doel en organisatie der afd. Ikonografie van het Centraal Bureau voor
Genealogie" en schetste daarin ook vluchtig5) het ontstaan van deze nuttige
instelling. De Afdeling Ikonografie verstrekt met genoegen de formulierkaarten
ter invulling aan hen, die in hun omgeving familieportretten willen registreren
en treedt gaarne in overleg met eigenaars van portretten, die door beperkte
woonruimte of belastingdruk hun schilderijen niet langer thuis kunnen houden:
deze kunnen desgewenst hun portretten schenken of legateren aan den Staat,
ter directie van het Rijksbureau voor Ikonografie, en stipuleren dat de por
tretten in bruikleen komen bij familieleden, een stichting, een museum of wat
de eigenaar het beste vindt; de schilderijen kunnen ook tijdelijk een onderdak
vinden in het Dépot van het Rijksbureau.
Tenslotte zij nog vermeld, dat van de Oudheidkundige Kring De Gulden
Roos, Roosendaal, in 1947 het zevende Jaarboek (onder redactie van dr A.
Weynen en L. Hopmans, hist, drs) het licht zag, een welverzorgde bundel op
4) Jammer van de leesfout in de tweede en achtste notitie; de gouvernante....
van den lande van Harwaertsonen (Herwaerysoven)lees: herwaertsover. Ook
de Latijnsche zinsneden zijn niet altijd juist weergegeven (nutrix concordis, lees:
concordiae, valeatus supra, lees: valeat ut supra.)
5) Hierover uitvoeriger vele jaarverslagen van het Geneal. Herald. Genootschap
„De Nederlandsche Leeuw" tussen de jaren 1917 en 1931.
147
oudheidkundig gebied in den ruimsten zin des woords. Misschien kan deze
Roos, die zo in het verborgene is opgebloeid, iets overnemen van de taak
van het betreurde Taxandria, dat voornamelijk tengevolge van het heengaan
van den Brabantsen oudheidkundige G. C. A. Juten na de voltooiing van
den jaargang 1943 ophield te bestaan.
E. C. M. PRINS.
OOK EEN DEFINITIE VAN ARCHIEF.
„Archief is de verzameling van papieren die door een onderneming, bedrijf
enz. (een beheerseenheid) worden ontvangen en die daarin ontstaan, waarbij
van de verzonden stukken de copieën als zodanig gelden.
Men kan echter pas van een archief spreken als de documenten geordend
zijn".
Aldus de heer J. Th. Kummer in Tijdschrift voor Efficiency en Documen
tatie 1948 no. 8. J. L. VAN DER GOUW.
ARCHIEVEN EN AARDRIJKSKUNDE.
Het Handboek der Middelnederlandse Geographie van mr L. Ph. C. van
den Bergh beleefde een derde druk, aangevuld en omgewerkt door dr A. A.
Beekman en H. J. Moerman. De laatste deelt in het Voorbericht mede:
Gaarne zullen we van onderzoekers op dit terrein, van archivarissen, ambte
naren van de waterstaat, historici (niet het minst rechtshistorici), geologen,
bodemkundigen, archaeologen en geografen aanvullingen en verbeteringen
ontvangen, die het algemeen beeld ten goede komen.
Het verzoek zij hierbij aan de bijzondere aandacht onzer vakgenoten aan
bevolen. Dat ons werk tot aanmerkelijke uitbreiding van de kennis der oude
geografie van Nederland kan bijdragen heeft deze nieuwe druk reeds be
wezen. Dat dit nog lang niet is uitgeput zal o.a. de publicatie van de geogra
fische geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen t.z.t. doen zien.1)
U.
P Naar wij vernemen heeft de nieuw opgetreden hoogleraar in de sociale
geografie te Utrecht, dr A. C. de Vooys, het voornemen zijn studenten systematisch
in onze archieven te laten werken.