142 heid te komen". Overwegingen van anderen aard zullen daarbij naar de mening van den heer N. moeten wijken. De gedachte is wel eens geopperd in dit geval van de door de dossiers benodigde stukken afschriften te maken en de dossiers daarmede te completeren. Maar hiertegen heeft men twee bezwaren. In de eerste plaats zou het niet juist zijn in de dossiers afschriften op te nemen. De administratie moet werken met de originele stukken. In de tweede plaats vraagt het maken van afschriften zoveel tijd en/of kosten (het maken van de afschriften en de ruimte, die zij in het archief zouden innemen), dat dit naar zijn mening niet is verantwoord. Overigens wil de heer N. hiertoe alleen over gaan bij gebleken noodzakelijkheid en op voorwaarde, dat op een plaats in het archief, waar een stuk wordt gelicht, een duidelijke verwijzing worde ge plaatst naar het dossier, waarin het is opgenomen. En de heer N. eindigt: Ik zou het van groot belang achten hierover een oordeel van de kant van de archivarissen te horen, opdat het mogelijk worde gemaakt hieromtrent, zowel in de Handleiding van archivarissen als in het hiervoor genoemde ontwerp van de regelen van de archiefcommissie van de Vereniging van Nederlandse ge meenten, tot een oplossing en een uitspraak te komen. De kwestie staat dus ter discussie. Het lijkt aannemelijk dat onze vakgenoten zich zullen afvragen, waarom de administratie „moet werken met originele stukken"; ambtelijke dossiers, om bericht en raad gezonden, bevatten toch vaak afschriften in plaats van de originelen. En zou hier niet kunnen wat bij de internationale archiefsplitsing gebruikelijk is, bv. bij de successiestaten der Donaumonarchie, die van de niet overdraagbare archieven afschriften hebben verkregen? Maar bovenal: afstand als boven verdedigd ware ten hoogste toe te staan voor lopende zaken der allerlaatste jaren. Geen archivaris zou er zich mee kunnen verenigen wanneer -om het andere uiterste te stellen bij een opgekomen procedure de administratie de oudste privilege-brieven be treffende een veer, een tol of ander recht voor haar dossier zou willen vin diceren. HET ARCHIEFWEZEN IN ZWEDEN In afl. 1 van t. XIX van ons Belgisch zustertijdschrift behandelt dr A. Bousse de geschiedenis van het Zweedse archiefwezen en in het bijzonder het Rijksarchief. Dat dateert als instelling van 1618, toen kanselier Oxenstierna een verordening maakte over de koninklijke kanselarij. Reeds in de 16e eeuw waren serieën gevormd (rijksregistratuur en rijksdagprotocollen), die tot de huidige dag doorlopen. In het begin der 19e eeuw ging men tot reorganisatie over en trad de eerste rijksarchivaris op. Diens historische taak echter over woog, ten koste van de oorspronkelijke orde der archief fondsen. In 1877 is het losgemaakt van de kanselarij, doch eerst in het begin dezer eeuw zijn de beginselen der moderne archiefwet ingevoerd. Het herkomstbeginsel werd voorgeschreven; in 1906 werd het Rijksarchief hoofddepot voor het land met recht van toezicht op andere archieven. De laatste regeling dateert van 1924. Het Rijksarchief is ingedeeld in vier afdelingen, nl. 1. kanselarij en kaarten verzameling; 2. Rijksdag, bevattend ook de diplomatieke archieven, de familie archieven en de (13000) charters; 3. Rekenkamer; 4. andere centrale regerings lichamen. Beide laatste zijn in een ander gebouw ondergebracht. De kern wordt 143 gevormd door de bescheiden der koninklijke kanselarij; het belangrijkste daar van is de „Riksregistratur", de registratie der uitgaande brieven, beginnend 1523, de concepten, sinds 1640, resolutiën van de rijksraad, sinds 1530. De diplomatieke archieven zijn verdeeld naar landen, o.a. Hollandica, sinds eind 18e eeuw ook Belgica (daarvóór onder Hispanica en Germanica). Het is een typisch onderdeel van het Zweedse archiefwezen, doorlopend van de 16e tot eind 19e eeuw. Verder diverse kunstmatige verzamelingen en belangrijke verzameling brieven van staatslieden, bv. Oxenstierna; ook het archief-De Geer, dat tal van ge gevens bevat over de Nederlandse invloed in Zweden. Het Zweedse Rijks archief speelt ook een grote rol bij de publicatie van historisch bronnen materiaal. Sinds 1859 zijn uitgegeven Zweeds Diplomatorium, Handlingac rörande Sveriges Historia (o.a. registratuur van Gustaaf Wasa 1521 1560) Svenska Riksdagakter (1521 1800). Aan alle drie wordt voortgewerkt. Sinds 1877 publiceert het Rijksarchief Meddelanden. waarin naast verslagen ook in ventarissen verschijnen. Voor bijzonderheden omtrent het gebouw, inwendige dienst, zegelverzameling belangrijke gegevens over restauratie van door schimmels aangetaste zegels! -en binderij moeten wij belangstellenden naar het artikel zelf verwijzen. Over het Zweedse archiefwezen in de laatste 20 jaar doet Emil Schieche, in aansluiting op een artikel in de Archivalische Zeitschrift van 1929, belang rijke mededelingen in Der Archivar II afl. 1; zij bieden een welkome aanvulling op het voorgaande. De taak van het Rijksarchief te Stockholm is tweeledig archiefdepöt der oude staatskanselarij en der centrale besturen, daarnaast centrum der geschiedkundige onderzoekingen. In laatste hoedanigheid is het het hoofd der provinciale archieven en waakt het over de behandeling der afgedane en lopende administratie bij staats- en kerkelijke besturen. Deze straffe centralisatie brengt echter ook wel moeilijkheden mee; in 1900 om vatte het archiefdepöt 10 km stukken en had 11 vakkundige ambtenaren, in 1946 40 km en 18 ambtenaren. Er is dan ook nijpend ruimtegebrek; naast het hoofdgebouw zijn er drie filialen. Plannen voor nieuwbouw zijn nog maar vaag. Het aantal ondergeschikte archieven w.o. Stockholm, deels stedelijk, deels landsarchief is sinds 1929 uitgebreid; verdere ontwikkeling is waar schijnlijk. Met deze landsarchieven inspecteert het Rijksarchief de admini straties in het hele land. Als grens van overbrenging is 100 jaar gesteld; dis pensatie is mogelijk als waarborg bestaat voor goed beheer. Voor de archief opleiding zijn geen regels vastgesteld; de Zweedse universi teiten hebben geen leerstoelen voor de hulpwetenschappen der geschiedenis. Genoegen wordt genomen met tentamina van studie in philosophie of rechten zonder doctoraat en bewijs van met vrucht doorlopen stage in een staatsarchief. Een uit deskundigen bestaande commissie, waarvan een archivaris aan het Rijksarchief secretaris is, is met de vernietiging belast. In 1933 zijn aanwijzin gen over het beheer der gemeente-archieven door het Rijksarchief uitgegeven; in 1947 zijn richtlijnen inzake de archief problemen bij samenvoeging van ge meenten vastgesteld. Voor één onderdeel is het Rijksarchief wel hoogste centrale-plaats, doch

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 24