KRONIEK
140
bij deze wijziging van het bezoldigingsbesluit, binnen het kader van het gehele
rijkspersoneel, voor onze groep bereikt is wat redelijk en bereikbaar geacht
kan worden: er is geen reden meer tot klachten over achteruitzetting ten op
zichte van anderen. Dat dit bereikt kon worden, danken wij aan belangstelling
voor onze zaak bij de Algemene Rijksarchivaris en mede aan begrip en mede
werking op het Ministerie. Onze actie dient zich verder te bepalen tot het in
nauwe vereniging met andere organisaties arbeiden voor een verbetering van
de bezoldiging voor het gehele rijkspersoneel. Waakzaamheid ten opzichte
van relatieve verslechtering, doordat wij vergeten worden bij verbetering van
andere, gelijkwaardige groepen, blijft daarnaast geboden.
J. L. VAN DER GOUW.
141
OVERGANG VAN OUD- EN NIEUW-ARCHIEF.
In de Juni-aflevering van het tijdschrift Overheidsdocumentatie bespreekt
de heer P. Noordenbos dit probleem, dat hij in onze Mei-vergadering1) had
aangeroerd doch waarop onzerzijds niet was ingegaan, „waarschijnlijk omdat
het daar niet scherp en niet principieel genoeg door mij aan de orde kon wor
den gesteld". In de eerste jaargang van dat tijdschrift (1947) was deze kwestie
ook al ter sprake gebracht: collega Coster had haar geopend met een beschou
wing, waarvan tot onze spijt door onbekendheid hier geen verslag is gedaan.
Dat omwerking van oudere, reeds geordende archieven naar het systeem der
registratuur2) niet in overweging kan komen wordt door den heer N. uit
eerbied voor de Handleiding aanvaard, en men kome niet op elkanders terrein
en late dit wederzijds onaangetast. Ook de Vereniging van Nederlandse ge
meenten heeft dit standpunt aanvaard. Er is echter een tweede punt, waaruit
misverstand zou kunnen ontstaan, nl. het vraagstuk van hetgeen de heer N.
zou willen noemen de completering van de in de nieuwe archieven gevormde
of te vormen dossiers met stukken uit dat deel van een archief, dat als afge
sloten moet worden beschouwd. Dit is geen „omwerken" van het archief en
dit punt moet geheel anders worden gezien en beoordeeld.
Bij de vroeger toegepaste chronologische ordening zowel als bij het zgn.
rubriekenstelsel was jaarlijkse afsluiting der archieven regel en mogelijk; af
sluiting van de archieven naar bepaalde tijdstippen verstaat zich echter niet
met een zaaksgewijze ordening, want de behandeling van zaken richt zich niet
naar de kalenderjaren. Eerst wanneer de dossiers zijn afgesloten kunnen zij
naar de archiefbewaarplaats worden overgebracht. Een moeilijkheid is er
evenwel ten aanzien van de in een afgesloten, chronologisch of onderwerps-
gewijze geordend, archief opgenomen stukken, die deel uitmaken of althans
deel zouden behoren uit te maken van na die afsluiting gevormde dossiers. En
nu komt deze praktische vraag naar voren: mogen deze stukken uit dat ge
deelte van het archief worden overgebracht naar de dossiers in het nieuw
gevormde gedeelte van het archief? Dit beschouwt de heer N. niet als de
„omwerking", door de Handleiding en door ons gewraakt. Maar het belang
van bestuursapparaat en administratie brengt overbrenging van deze stukken
mee; de overweging van 19 der Handleiding, dat bij de ordening van een
archief slechts in de tweede plaats op de belangen van historische onder
zoekingen behoort te worden gelet, geldt ook voor het gebruik door de ad
ministratie. De dossiers moeten volledig kunnen worden geraadpleegd, en het
is „derhalve nodig, dat alles in het werk wordt gesteld om tot deze vollcdïg-
1) Zie hiervóór p. 98.
2) Hierover gaf de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onlangs een bro
chure uit: De archiefordening en de universele decimale classificatie, waarin een
aan de behoeften der moderne administratie aangepast stelsel wordt ontwikkeld,
die in de „stukken" een zodanige orde schept dat het archief een duidelijk beeld
geeft van de wijze, waarop de administratie haar taak vervult en waarin de van
belang zijnde aspecten tot hun recht komen, in de eerste plaats ten behoeve der
administratie zelf, doch mede in het belang der historie. Gaarne vestigen wij
hierop de aandacht.