134
uitzondering (Groningen) weinig of geen effect. Niettemin zullen wij hen,
wanneer andermaal zulk een ramp mocht dreigen, ongetwijfeld weer toe
passen. Maar zelfs bij nieuwbouw zullen wij ons tegen bommen van zeer
zwaar kaliber niet kunnen wapenen, al was het alleen maar omdat in een
volgende oorlog deze bescherming toch bij de laatste techniek ten achter
zal zijn. Decentralisatie zonder meer geeft voor een klein en uiterst kwets
baar land als het onze ook niet de volledige veiligheid. Voor het rijksarchief
te Arnhem heeft de evacuatie stellig gunstig gewerkt, doch een der nood-
bergplaatsen is er slechts door een toeval aan vernietiging ontsnapt, en
elders (Middelburg) ging zodoende meer verloren dan in de oorspronkelijke
bewaarplaats.
Ook in Duitsland en Italië is deze ervaring opgedaan. Maar gezien de
niet altijd ideale toestand van vele archiefbewaarplaatsen alleen maar uit
een oogpunt van brandgevaar zelfs bij het Rijk, dat anderen eisen stelt,
is het lang geen 100 procent kunnen wij niet volstaan met het beginsel,
te streven naar veiliger berging in eigen gebouw, zoals door den rijksarchi
varis in Noord-Brabant voor de eerste oorlogsjaren werd bepleit en in de
meeste gemeenten is toegepast. Evacuatie naar volgens menselijke berekening
gunstig gelegen, met zorg onderhouden bewaarplaatsen schijnt, zoals de
ervaring met de Pietersberg, Paaslo en Heemskerk heeft bewezen, de
grootste mate van veiligheid voor onze archieven te bieden. Bijzonder ge-
exponeerd lijken de centra der steden en de gebouwen, gelegen in de nabij
heid van bruggen en stations. Moge men er bestaande gebouwen niet om
willen verlaten bij nieuwe bouw ware daarmee zeker rekening te houden.
En verder verdient het, zoals uit de ondervinding, te Arnhem en Middel
burg opgedaan, blijkt, aanbeveling archiefinventarissen en regestenlijsten in
ms., liefst in duplo vervaardigd en gescheiden geborgen, bij het eerste ge
vaar in bankkluizen onder te brengen.
Wat de geleden verliezen betreft: het rijksarchief te Arnhem werd zeer
zwaar beschadigd, te Middelburg brandde het gemeentearchief geheel, het
rijksarchief voor een derde uit, de rijksarchiefgebouwen te 's-Hertogenbosch
en te Groningen beliepen in meerdere of mindere mate schade. Groot is -
men heeft het in het bovenstaande kunnen constateren het aantal ar
chieven geweest, dat geheel of ten dele verloren ging, maar hun aantal was
niet in evenredigheid met hun belang. De zwaarste verliezen werden in
Zeeland geleden, waar het archief van Middelburg geheel, dat van Sluis
grotendeels in vlammen opging, terwijl van het rijksarchief belangrijke be
standdelen verloren gingen. Niettemin moeten wij niet ondankbaar zijn. Het
had veel en veel erger kunnen zijn!
W. S. UNGER
135
IN MEMORIAM Mr C. C. D. EBELL.
Een woord van herinnering is niet overbodig ten aanzien van dieze archivist,
die, reeds lang buiten actieve dienst, in de oorlogsjaren bijna ongemerkt is
heengegaan, en nog bij zijn leven voor de jongeren een min of meer legendari
sche figuur was.
Carel Cornelis Daniël Ebell, op 18 Maart 1868 te 's-Gravenhage geboren
als zoon van D. A. C. Ebell (lt. kolonel van het korps Mariniers) en van
Arendina Petronella Cornelia Costerman, trad in het openbare leven na zijn
rechtsstudie te Leiden in 1895 te hebben voltooid met een proefschrift over
,,De strijd tusschen de gemeente Opsterland en het hooger gezag over de
middelen tot werkverschaffing van gemeentewege een zuiver bestuursrechte
lijke studie. Ook de stellingen verraden niet de minste rechtshistorische be
langstelling.
Van Leiden kwam Ebell in het voorjaar van 1896 op het rijksarchief te
's-Hertogenbosch als volontair, onder de rijksarchivaris mr A. C. Bondam.
Wellicht dat zekere facetten van Ebells persoonlijkheid deze beroepskeus heb
ben bepaald, eerder dan historische gerichtheid: want hiervan heeft hij nooit
veel blijk gegeven.
In 's-Hertogenbosch zou Ebell geruime tijd blijven; hij volgde er al spoedig
dr Zuidema op als ambtenaar. Er was op het Noordbrabantse archief heel
wat te doen. In het nieuwe archiefgebouw had men aanvankelijk ook de
nieuwe provinciale archieven geherbergd, en deze dienden, na ordening, weer
aan de griffie te worden overgedragen. Voorts vergde de overneming der
lokale rechterlijke archieven veel werk, en eindelijk was het archiefpersoneel
zwaar belast door bemoeiingen met de belangrijke gemeentelijke archieven. Er
is in deze periode veel onderhanden genomen, al werden er weinig afgeronde
resultaten bereikt.
Toen Bondam in 1905 naar Arnhem ging, volgde Ebell hem op als rijks
archivaris in Noord-Brabant. De commies, die hem nu werd toegevoegd, was
een discipel der Leuvense universiteit. In deze twee mannen beleefde de
eeuwenoude tegenstelling Leuven-Leiden nog een verlate manifestatie: helaas
op laag niveau. Men verkleint de verdiensten van mr Ebell niet als men
uitspreekt, dat dr Smits eigenschappen had die Ebell ontbeerde. Met name
moest Smits, die zich veel in het verenigingsleven bewoog en een gelukkige
hand had in populair-historische publicatie, voor het oog der gewestelijke ge
meenschap een betere vertegenwoordiger der gewestelijk-eigene historiestudie
en historiekennis zijn dan de teruggetrokken Ebell, die nooit iets publiceerde.
Het is nog in veler geheugen, dat de tegenstelling tussen deze beide mannen
ten laatste een persoonlijk en hatelijk karakter is gaan aannemen. In de straf
vervolging, die tegen Ebell werd ingesteld, zag men de hand van zijn commies;
en dit riep bij vele weidenkenden een gevoel van weerzin op. Maar laat men
niet uit het oog verliezen, dat de administratie, die Ebell had overgenomen en
had voortgezet, ook ernstige gebreken vertoonde. Het was gewoonte, dat de
leverancier van kantoorbehoeften aan het rijksarchief crediet verstrekte op
gefingeerde declaraties; en al is het wel zeker, dat het Rijk bij deze transacties