130
slechts worden opgestapeld daar en in de gang er heen. Ook werd toen een
permanente bewaking van het gebouw ingesteld. Van de strijd in April 1945
leed Assen niet, en het archief en zijn inhoud kwamen ongedeerd uit de oor
log, zij het dat vocht door niet stoken nadeel had gebracht aan het gebouw.
De herplaatsing der stukken vond in 1946 plaats. Daar dit enigszins over
haast en zonder leiding van archiefpersoneel geschiedde, ging de volgorde
veelal te loor.
Veel meer moeilijkheden echter dan de beschermingsmaatregelen heeft in
de bezettingstijd de personeelskwestie veroorzaakt. Toen de wd. rijksarchivaris
in het voorjaar van 1942 door ziekte buiten staat geraakte zijn functie waar
te nemen en diens vervanger te Groningen de handen vol had, werd ter
voldoening ook aan de reeds eerder geuite klacht der Duitse autoriteiten,
dat de bezetting aan dit rijksarchief onvoldoende was er was alleen een,
ongediplomeerde, schrijver -een commies met radikaal II benoemd, de heer
G. J. Th. A. M. van Emstede. Het gehele personeel bestond nu uit leden der
N.S.B. Hieruit ontwikkelde zich een kameraden-twist, die tot vermakelijke
complicaties zou leiden en in de wat eentonige en ten dele droevige geschie
denis van het Nederlandse archiefwezen in de oorlogsjaren voor een note
gaie heeft gezorgd.
Bovengenoemde schrijver, Voges, die den commies met lede ogen had zien
komen en reeds voordien de mening te kennen had gegeven dat nieuw
personeel onder zijn leiding moest komen en niet omgekeerd, bekleedde in
,,de beweging" een hogere rang hij was een der voormannen van de W.A.
dan zijn chef ten archieve. Hij had ontdekt dat v. E. in Limburg lid
dier organisatie was geweest, en trachtte hem nu er toe te bewegen, zich
ook in Assen daarbij te melden. Dit wimpelde v. E. af met een beroep op
zijn lichamelijke gesteldheid, waarop V. riposteerde: dan wordt U geplaatst
op het bureau en komt U iedere avond onder mijn toezicht de administratie
bijhouden, Overdag zou V. dus de ondergeschikte, 's avonds de chef van
v. E. zijn! De rijksarchivaris, hoewel ernstig ongesteld, wendde zich schrif
telijk tot V. om hem te bewegen zijn standpunt te wijzigen, hetgeen den
wachtmeester slechts de verklaring ontlokte dat hij een dergelijke houding
van een kameraad hoogst ongepast en in strijd met de beginselen der Be
weging achtte. Hij dreef intussen v. E. meer en meer in het nauw, zodat
deze geen andere uitweg zag dan voor de N.S.B. te bedanken! Maar hier
mede was de strijd niet uit. Beiden onderhielden goede relaties met de
Duitsers, en trachtten de tegenpartij bij hen zwart te maken. Van E., aan
vankelijk door zijn meerdere ontwikkeling in het voordeel, geraakte echter
tenslotte bij hen volkomen in ongenade: hij werd aangewezen om chauffeurs
diensten voor de Duitsers te verrichten en maakte later nog een enigszins
vreemde carrière bij de O.T. Op het rijksarchief is hij na 1 Juli 1944 niet
meer werkzaam geweest. V. echter was inmiddels al eerder van het archief
verdwenen. Ook ambtelijk hadden de heren voortdurend ruzie gehad, waar
van het gerucht reeds in de nazomer van 1943 in letterlijke zin buiten het
archief was doorgedrongen. De ontknoping kwam in het voorjaar van 1944,
toen V. tijdens een heftig debat zijn chef achtereenvolgens een lijmpot en
een inktkoker naar het hoofd smeet. Hij plaatste geen treffers, doch v. E.
131
viel flauw van schrik; nauwelijks tot bewustzijn gekomen ijlde hij naar den
Officier van Justitie tot het indienen van een klacht. Hij werd naar aanleiding
daarvan geschorst en heeft gedurende de rest van de bezetting zijn functie
niet meer uitgeoefend.
Daar de wd. rijksarchivaris van Sept. 1944 tot na de bevrijding Assen
niet heeft kunnen bereiken, was het rijksarchief al die maanden zonder per
soneel, de bovengenoemde bewakers zonder toezicht.
LIMBURG.
RIJKSARCHIEF
Reeds vóór het uitbreken van de oorlog was een zolderverdieping ontruimd
en waren de belangrijkste stukken, nl. de charters, de cartularia e.a. naar
een kelder onder het stadhuis overgebracht.17) In Juli 1939 was de verbou
wing van het v.m. Minderbroedersklooster tot archiefgebouw begonnen; in
1941 kwam men daarmee gereed en 12 Dec. werd dit als deel der rijks
archiefbewaarplaats in gebruik genomen, in tegenwoordigheid o.a. van mr dr
W. G. A. van Sonsbeek, Commissaris der Koningin, die door de Duitsers
uit zijn ambt was ontzet, doch nu in stilte hiervan getuige was. Bij de op
stelling der archieven in de nieuwe bewaarplaats waren de allerbelangrijkste
stukken in de scherfvrije kelder onder de zuidelijke vleugel geborgen en wel
zo, dat zij te raadplegen bleven. Toen in Jan. 1944 de kans op een invasie
groter scheen, werden verdere maatregelen genomen. Alle oorkonden vóór
1450, in 130 kartonnen dozen en 1 portefeuille, en 156 delen andere kostbare
archivalia werden in de bewaarplaats onder de St. Pietersberg geborgen.
Tevens werden de stukken van de eerste verdieping naar de kelders over
gebracht. Hierbij werd met het hoogste nummer van iedere groep van stukken
begonnen, dus van achteren, zodat in de kelder het eerste nummer voorop
kwam te liggen en het eerst bereikbaar was; dit was noodzakelijk, om later
bij het terugbrengen der stukken naar hun normale plaatsen in de boven
grondse depots vlot te kunnen werken, en de in de kelder dooréén geraakte
stukken gemakkelijk in hun nummervolgorde terug te kunnen plaatsen. Slechts
de registers van de B.S., een derde deel van het archief van het Departement
van de Nedermaas, het provinciaal archief 1815—1861 en de rechterlijke
archieven 1794.1842 stonden nog bovengronds. Toen in Sept. 1944 het
oorlogsgevaar zijn hoogtepunt naderde, zijn beide eerste nog in grote haast
overgebracht naar de kelders, die daarmede juist vol waren.
In de kelderdeuren waren muurtjes gemetseld van 50 cm hoogte om daar
mee de archieven zo goed mogelijk tegen eventueel langs de trappen stro
mend bluswater te beveiligen; in de kelders zelf werden de archieven onge
veer 2 m hoog opgestapeld op een houten vloer van c. 10 cm hoogte, even
eens om de stukken tegen binnendringend water te beschermen. Sinds eind
Mei 1944 was het gebouw permanent bewaakt. Bij alle oorlogsgevaren
echter, welke Maastricht in 1944 bedreigden, is het archiefgebouw zo goed
als onbeschadigd gebleven. De archieven zelf hebben geen schade geleden.
17) Zie Ned. Archievenblad 1939/40 p. 42.