120 ruim de helft van de Retroacta B. S. en de Tienjarige tafels 1811 1842; het archief der stad Reimerswaal; 90 procent der kaartenverzameling (w.o. tal van onvervangbare polderkaarten)een belangrijk deel van het familie-archief De Jonge; de twee oudste weesboeken van Aardenburg; verder een aantal minder belangrijke archivalia. Tenslotte de gehele archief-administratie, vrij wel de gehele handbibliotheek, de particuliere correspondentie uit de jaren van zijn Zeeuws rijksarchivariaat, door prof. Fruin geschonken, geborgen in dat deel der archief gebouwen (Balanspoort en naaste belendingen), dat geheel uitbrandde. Ook de rechterlijke en notariële archieven van Middel burg van vóór 1811, en de Retroacta dier gemeente, die daar in bewaring waren gegeven, gingen in het stadhuis te loor. Het is uiteraard onmogelijk de omvang van het verlies, met uitzondering dan van de kaarten, in cijfers uit te drukken. Kwantitatief, d.w.z. op het totaal .gezien, moge dit niet zo groot zijn, kwalitatief (de grafelijkheidsrekeningen, grootste helft der Retroacta, kaartenverzameling!) mag hier van een ramp worden gesproken. Dit depót is van de rijksarchieven dan ook het ergst getroffen. Door het onbruikbaar geraken van het administratie-gebouw was ook een inwendige verhuizing noodzakelijk; in de tot dien uitsluitend tot bewaarplaats dienende lokalen van het hoofdgebouw, de voormalige kanunnikenwoningen, werden nu de werkplaats voor den archivaris en diens medewerkers en de leeszaal ingericht. Sindsdien is het gebouw hersteld, doch door de hier heersende nood nog niet aan zijn oorspronkelijke bestemming teruggegeven. In 1942 werden de rekeningen der Bourgondische periode en de Copulaat- boeken der Rekenkamer naar de bewaarplaatsen te Paaslo en in de St. Pietersberg overgebracht; in het begin van 1944 werd bijna de helft der archieven (1200 m) naar de bewaarplaats bij Heemskerk geëvacueerd en werden de overgebleven Retroacta naar de Cannenburgh gevoerd. Gelukkig was deze voorzorg die zowel in Noord-Holland als in Zeeland veel werk heeft veroorzaakt overbodig; de inundatie van noch de krijgshandelingen op Walcheren, die de bevrijding brachten in het begin van November van dat jaar, veroorzaakten andere schade dan een gesprongen raam, en in het najaar van 1946 stond alles weer keurig op zijn plaats. In het belang der beveiliging werd in 1943 een speciale brandweer voor de abdijgebouwen, waarvan het rijksarchief nu het allervoornaamste deel was, ingesteld; drie der archiefambtenaren maakten hiervan vrijwillig deel uit, waarvan twee voor E.H.B.O. In Juni 1944 werd op initiatief der Inspectie Kunstbescherming een bewaking ingesteld voor de tijd buiten de bureau-uren, waaraan alle ambtenaren deelnamen. Geen van beide diensten behoefde daadwerkelijk op te treden. Een bijzonderheid uit de laatste oorlogsdagen dient nog te worden gereleveerd: tijdens het bombardement door de Geallieerde vloot in het begin van Nov. 1944 werd het archiefgebouw door de politie gevorderd voor het onder dak brengen van ongeveer 200 personen, wier woning onklaar was geworden! Binnen een week waren alle logé s weer vertrokken, zonder enige schade te hebben veroorzaakt. Daarna werd de Dienst van de Weder opbouw in de reeds zo beperkte ruimte gevestigd, die in 1946 naar elders vertrok. Ook werden meer geëigende bestemming! enige door het water bedreigde archieven van Walcherse gemeenten en van de Polder 121 Walcheren tijdelijk in bewaring genomen. De archiefdienst ging desondanks en ondanks, door vlucht en evacuatie, verminderd personeel zo goed .moge lijk door; het archief is, door alle rampen heen, nooit gesloten. GEMEENTE- EN WATERSCHAPSARCHIEVEN Domburg. Het oud-archief werd in 1939 naar men meende veilig opge borgen in het kasteel Westhove onder Oostkapelle. Daar werden enkele kisten, waarin zich de oudste stukken bevonden o.a. het stadsrechts privilege van 1223 weggemaakt door onbekende soldaten. Hetgeen restte, beliep waterschade toen bij de bevrijding een granaat het dak van het raad huisje, naar welks zolder het archief inmiddels weer was teruggekeerd, be schadigde. Toen ondanks eerder geuit aanbod eerst toen! werd het restant overgebracht naar het Rijksarchief in Zeeland, waar het. werd gedroogd. Dreischor. Het oud-archief tot 1815 ging in Mei 1940 verloren op het Rijksarchief in Zeeland, waar het ter bewerking vertoefde. Middelburg. Het oud-archief tot 1851, dat in diverse lokalen van het stadhuis, voor een deel ook op de zolder daarvan, was geborgen, werd in het najaar van 1939 overgebracht naar de belendende voormalige Vleeshal gelijkvloers, die heel wat meer veiligheid bood dan de oude opstelling. Maar tegen het zware geweld, dat 17 Mei 1940 over het beroemde stadhuis los brak, bleek deze niet bestand. Het gebouw brandde volkomen uit en het gehele archief ging op één deel, het journaal van een 18e eeuwse koopmans firma, na verloren. Ook de van het Rijk in bewaring genomen rechterlijke en notariële archieven van vóór 1811 en de Retroacta gingen te loor. Even zo het nieuw-archief. Gespaard bleef echter het archief van de Burgerlijke Stand, geborgen in een kluis die het hield. Oostburg. Het oud-archief, dat in twee particuliere kluizen was opgeborgen, bleef gespaard, hoewel de plaats zelf grotendeels te niet ging. Een deel werd na het einde der beproevingen, toen het gemeentehuis verloren was gegaan, naar de kluis der gemeente Sas-van-Gent overgebracht. Sluis. Het oud-archief was in 1939 in de veiliger geachte kelders van het stadhuis ondergebracht, doch bij het zware bombardement, dat in Oct. 1944 aan de bevrijding vooraf ging, bezweken ook deze en gingen de archieven, met uitzondering van de periode c. 1780—1880, teniet Ook het archief van de Burgerlijke Stand ging verloren. Hetgeen, in een ander deel van de kelder, hier was geborgen aan archivalia van het Waterschap Het Vrije van Sluis, bleef gelukkig gespaard. Vere. Hoewel als Vlissingen in de eerste gevarenklasse ondergebracht, liep dit stadje tegen alle verwachting in gelukkig vrij. Een deel van het archief bevond zich echter in het rijksarchief te Middelburg ten fine van bewerking, en 17 Mei 1940 deelde een deel daarvan, met name de rekeningen van 1402 tot 1462/63, het lot der Middelburgse archivalia. Vlissingen. Bij het uitbreken van de oorlog werd hetgeen over was van het archief dat in 1809 bij de toenmalige oorlogshandelingen grotendeels verloren was gegaan ondergebracht ten dele in een bankkluis, ten anderen dele in een gebouw, dat later wel is waar dichter bij het brandpunt van de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 13