"14~ den, voorzover zij niet onder die besturen zelf berusten, uitdruk kelijk in de Wet vastgelegd moeten worden?(dus niet slechts in een Kon.Besluit (van 15 April 1929,Stbl.nr.159)zoals dat nu het geval is).Wanneer het wettelijk wordt vastgelegd, zal het in de huidige Archiefwet bovendien dienen als onmisbare tegenhanger en aanvulling van artikel 8,waarin is vastgesteld,dat de archieven van besturen, wier functies zich over het gehele Rijk hebben uitgestrekt of uit strekken, in de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats te Den Haag be waard zullen worden, voorzover zij niet onder de besturen zelf be rusten. Eerst dan, wanneer de Archiefwet in bovenomschreven zin zal zijn gewijzigd en aangevuld, zal het ons, archivarissen, mogelijk zijn onze belangstelling voor de moderne archieven in daadwerke- zorg om te zetten. En daarbij zullen dan wetsbepalingen alléén niet voldoende zijn: vanzelfsprekend is er ruimte nodig, veel nieuwe ruimte in onze Rijks-en gemeentelijke archiefbewaarplaatsen,om al die archie ven over te nemen, welke daarin volgens de geest van onze archief— wet en volgens de nieuwere inzichten werkelijk thuis behoren. Wan neer de Overheid in deze dringende behoefte aan ruimte niet voor ziet, dan zal de hele archiefwet met of zonder aanvullingen een do de letter blijven;maar dan schaadt ook de Overheid een der grootste en meest actuele belangen van haar eigen landsbestuur, en zij schaadt dan deze belangen in zéér ernstige mate. Zo zal aan de Archiefdienst ook het personeel ter beschik king gesteld moeten worden, dat nu eenmaal nodig is,om in de over vloed en chaos der daar binnenstromende archieven dé onontbeerlijke orde te scheppen,om door ordening en inventarisatie deze archieven toegankelijk te maken, steeds beschikbaar en voor gebruik gereed ten behoeve van de bestuursinstellingen,waartoe zij behoren,steeds toegankelijk ook voor, het onderzoek der mannen van elke tak van wetenschap. Maar ook dit is een volkomen redelijke eis,en ook hier schaadt de Overheid in ernstige mate de belangen van haar eigen Landsbestuur, wanneer zij in deze dringende behoefte aan personeel niet voorziet. Men zegt wel eens, dat de archivarissen "van zich moeten laten horen": ik ben het hiermee volkomen eens, maar dan in deze zin, dat wij van ons moeten laten horen in de allereerste plaats bij onze eigen Overheid, telkens wanneer wij constateren, dat de overheidsarchieven worden verwaarloosd en verminkt door gebrek aan ruime en veilige bergplaatsen; dat wij van ons moeten laten horen bij onze Overheid, telkens wanneer wij constateren, dat belangrij ke overheidsarchieven door gebrek aan zorg en waardering bij de ad ministraties tot een chaos verworden; dat wij van ons moeten laten horen, telkens wanneer wij bij dit alles moeten constateren, dat wij, archivarissen—ex—professomachteloos staan tegenover al dit kwaad, omdat deze eigen Overheid ons géén voldoende ruimte en géén voldoende personeel ter beschikking stelt, om dit kwaad te keren; en wij moeten ookniet öphouden van ons te laten horen,- totdat aan dit gebrek aan ruimte en personeel in de Rijksarchiefbewaarplaatsen een einde gemaakt is. Bereiken wij dat niet, dan ontstaan toestan den, zoals wij die ook nu reeds kennen: waarbij in volkomen strijd met de archiefwet zéér belangrijke archieven van opgeheven bestuurs instellingen worden overgedragen, niet in de archiefbewaarplaatsen van het Rijk, waar zij volgens de Wet behoren, maar naar nieuw ge vormde bureaux ofinstituten, zoals het Rijksbureau voor Oorlogsdo cumentatie, waarbij men zich dan nog practisch verheugen moet, dat deze archieven zo althans voorlopig geborgen zijn en geordend wor den; dan ontstaan toestanden, waarbij een geval als de bunker van Schaarsbergen practisch als een welkome oplossing moet worden aan vaard, ofschoon daarmee het belangrijke beginsel van de bewaring van bepaalde archieven in de Rijksdep'öts in de Provinciale hoofd steden, volgens de bedoeling en de geest van de Archiefwet, gehéél overboord geworpen wordtc Wij-, in de Vereniging van Archivarissen in Nederland, moe ten deze dingen niet willoos en zonder verzet aanvaarden: hoe zul len wij aan de nieuwe Archiefwet en aan een nieuwe waarde en bete kenis van het archiefwezen in de Nederlandse Volksgemeenschap kun nen bouwen, wanneer wij aanvaarden, dat, wat door onze voorgangers tot nu toe aan inzichten en wettelijke bepalingen werd bereikt, door de schriele praktijk wordt uitgehold tot papieren voorschrif ten zonder meer, zonder reele betekenis in ons dagelijks ambtelijk leven. Ook wij, de archivarissen in Nederland, willen, wat onze Eranse en Amerikaanse collega's wilden en bereiktensdat de archie ven vormen een zéér actieve publieke dienst, die het belang dient van de Staat,van de Provincie, van de Gemeenten, het belang tevens van velerlei medeburgers en van velerlei zaken. En dat kan alléén wanneer onze Overheid ons daartoe mét de bevoegdheid ook voldoende mensen en middelen geeft. Tenslotte zou ik nog iets willen z.eggen over de archieven van onze Nederlandse gemeenten in •het bijzonder. Hiervoor is de inspectie reeds geregeld; wij moeten er ons slechts duidelijk van bewust zijn, ook in de praktijk, dat ons recht en onze plicht tot inspectie zich uitstrekt over alle gemeentearchieven, ook over de meest moderne» Tech zouden ook voor de gemeente-archieven bepaalde aanvullingen van deArchiefwet zeer nuttig kunnen zijn. Artikel -15 van de Wet bepaalt nu, dat dét gedeelte der gemeen tearchieven, dat dagtekent van vóbr 1815? naar een door het gemeen tebestuur daartoe bestemde archiefbewaarplaats wordt overgebracht» Burgemeester en wethouders zijn verder volgens dit artikel bevoegd te bepalen, welk ander gedeelte van de gemeentearchieven naar die gemeentelijke archiefbewaarplaats zal worden overgebracht. Deze bepalingen behoren naar mijn mening te worden gewijzigd en aangevuld met de bepaling, "dat het gedeelte der gemeentearchie ven, dat dagtekent van v'óér de invoering van het decimale regis.tra- huurstelsel der Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de orde ning- van de correspondentie in het archief, wordt overgebracht naar een door het gemeentebestuur daartoe bestemde brandvrije ar chiefbewaarplaats, waarvan de bouw en inrichting moet voldoen aan door een algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen"» Nu in bijna alle Nederlandse gemeenten dit Registratuur stelsel, met zijn zegenrijke gevolgen voor orde en verzorging van althans een belangrijk deel van het archief,in gebruik genomen is, terwijl dit stelsel bijna steeds inderdaad een zeer diep ingrijpen de wijziging in de vordi der gemeentelijke archief-ordening gebracht heeft, lijkt mij,dat hiermee de meest aanvaardbare scheidingslijn tussen het zogenaamde nieuwe' en het nieuwste archief der gemeente lijke administratie gegeven is.zowel voor het verplichte overbren gen naar de Gemeentelijke Archiefbewaarplaats als voor de afslui ting van de inventaris der nieuwe archieven»' Het 2e lid ran art. 15 onzer archiefwet bepaalt, dat de in de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door een wetenschappelijk gevormde archivaris, of "zo geen zodanige archivaris mocht zijn benoemd, door de Secretaris"» In aansluiting op deze bepaling, zou een nieuw-artikel'uit-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 9