de Gedeputeerde Staten wordt diezelfde verplichting tot zorg opge legd voor de provinciale archieven, voorzover zij-niet overgebracht zijn in de Rijksarchiefbewaarplaatsen. Het ligt volkomen voor de hand, dat éénzelfde verplichting uitdrukkelijk door wettelijke be palingen zou worden opgelegd aan de Ministers, hoofden van de De partementen .van Algemeen Bestuur, en 'aan' de' Hoge Colleges van Staat voor zover het .betreft hun eigen archieven en die der onder hen res sorterende ambtenaren. Reeds in 1912 heeft Muller eenzelfde voor stel gedaan op de bijeenkomst van Rijksarchivarissen, maar het werd met 1 stem meerderheid verworpen. Mede daardoor bleef de archief wet op dit punt zonder enige redelijke grond onvolledig. Men zou toch kunnen redeneren; met de belangrijkheid der bestuursinstellin gen groeit de belangrijkheid der archieven, welke zij vormen, en tevens groeit daarmede de ernst der noodzakelijkheid, dat aan deze archieven goede zorg wordt besteed e'n dat de uitoefening van deze zorg wettelijk verzekerd wordt. Bovendien zou tengevolge van een aanvulling van de Wet op dit punt tevens de contröle op de verplichting tot zorg voor al de ze belangrijke, moderne Rijksarchieven eindelijk definitief gere geld kunnen word en En dat een dergelijke contröles een inspectie op de zorg voor de moderne Rijksarchieven bij de talloze Rijksinstellingen, Diensten en Bedrijven dringend noodzakelijk is, behoef ik wel niet opnieuw te bet0gen- - De talloze voorbeelden uit het buitenland,, die ik U.straks opnieuw genoemd heb, zijn gemakkelijk aan te vullen met talrijke voorbeelden van verwaarlozing, verminking en vernietiging van de moderne archieven van onze' eigen Nederlandse bestuursinstellingen; archieven van een gerechtshof, die voor scheurpapier werden ver kocht; archieven van een Arrondissementsrechtbank, die op het laat ste ogenblik toevalligerwijze bij her Liefdewerk Oud—Papier werden ontdekt en gered; archieven van Kantongerechten, opgeruimd en ver nietigd, omdat de lucht, welkè de van vocht verterende papieren ver spreidden in de omgeving van de zoldervliering, waarop" zij'geborgen waren, onverdragelijk werd;, veie andere archieven ten dele of gehee1 onvindbaar, vermoedelijk voor goed verloren, enz, enz, In'ieder geval staat vast, dat ook in Nederland vele van de ze archieven, omdat zij hun actueel belang voor de lopende dienst der instellingen, waartoe zij behoorden, verloren hadden, volkomen verwaarloosd zijn en dat in vele gevallen het zeer belangrijke met het-onbelangrijke tegelijk aan vernietiging ten prooi gevallen is; slechts aan het onberedeneerde toeval werd in vele gevallen overge laten, of iets bewaard bleef. Reeds op 11 Januari 1935 heb ik naar aanleiding van de opge dane ervaringen aan de toenmalige Minister van Onderwijs, Éunsten en Wetenschappen schriftelijk verzocht op grond van de hem ver strekte^ gegevens te willen overwegen, of net niet dringend nood zakelijk was in de archiefwet een nieuw artikel in te voegen, dat zou bepalen, dat de archieven van alle rijksdiensten, in een pro vincie vooruaan op^geregelde tijden door de Rijksarchivaris in die provincie geinspecteero zouden worden, en dat deze Rijksarchivaris op geregelde tijden door bemiddeling van de Minister van laderwijs, Kunsten en Wetenschappen verslag zou uitbrengen bij de Hoofden der? Departementen van Algemeen Bestuur over de toestand der archieven van de ambtenaren, die onder deze Hoofden ressorteren.. Dit schrij ven van 11 Januari 1935 heeft geen gevolgen gehad. Maar wel schreef onze Collega A-, J, van de Ven, misschien wel op dezelfde datum, zijn artikel"is toezicht op andere dan gemeente— en waterschapsarchie— -13- ven gewenscht?", welk artikel eveneens in 1935 in ons archieven blad verscheen, en waarin ook de heer van de Ven toen reeds con stateerde "Na en op grond van de ervaringen, die verschillende provinciale archiefinspecties in de afgelopen vijftien jaren met de gemeente- en waterschapsarchieven binnen haar ressort hebben opgedaan, acht ik mij gerechtigd tot de conclusie, dat een inspec tie van de archieven ook van andere overheidsinstellingen', alles zins noodzakelijk mag worden geacht". Dat alles is nu al bijna 15 jaar geleden! In 1935 beeindigde de heer van de Ven zijn slotwoord reeds met de klassieke waarschuwing:"Senatu deliberante Saguntum periit"en wij delibereren nog steeds! en ik vrees, dat in die vijftien verlopen jaren inderdaan al weer veel tenonder ging! Onbegrijpelijk acht ik het in ieder geval, hoe na dit alles de Commissie Meydie zich bezig hield met de herziening van het Koninklijk Besluit van September 1823, No.7, betreffende de in richting van de bureaux der onderscheidene Departementen en de ver zorging der Departementale archieven,nu nog, zoals bekend geworden is,de inspectie van deze archieven door de Rijksarchivarissen ver werpelijk acht. Het lijkt mij nuttig en ten zeerste gewenst, dat onze Vereniging zich naar aanleiding van dit feit nog in de loop van deze vergadering openlijk uitspreekt véér de instelling van deze inspectie en een verzoek van deze strekking richt tot de des betreffende Minister! Maar m.i. behoort deze materie bovendien bij de herziening van de Archiefwet, consequent van hoog tot laag ge regeld te worden.Nadrukkelijk behoort m.i. ook in onze Nederlandse Archiefwet vastgelegd te worden, dat alle archieven behorende tot enigerlei wetgevende, uitvoerende, rechterlijke of andere instel ling of dienst van de Staat der Nederlanden, staan onder de bewa king en onder het oppertoezicht van de Algemene Rijksarchivaris,in deze zin, dat hij volledige bevoegdheid heeft om persoonlijk of door een plaatsvervanger de archieven van elk regeringsbureau van de Staat en van elke bestuursinstelling te inspecteren, van hoeda- nige aard deze ook zijn moge, en waar zij ook moge zijn gevestigd; en dat hij bij deze inspectie de volledige medewerking zal hebben van al degenen, die met de zorg voor deze archieven belast zijn. Zoals U zich zult herinneren is de inspectie der Regerings archieven op deze wijze in Amerika geregeld, en zij heeft uitste kend voldaan. Verder behoort aan deze inspectie op enigerlei wijze wette lijk de bevoegdheid van de Algemene Rijksarchivaris verbonden te worden om de overdracht naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen te vor deren. I)van al die archieven van nog functionerende diensten, a) waar - van het hoofd van de desbetreffende dienst meent, dat zij niet meer noodzakelijk zijn voor de afhandeling der lopende zaken in deze dienst, b) waarvan de Algemene Rijksarchivaris meent, dat zij in zulk een materiele toestand verkeren, dat zij niet langer zonder, gevaar voor beschadiging bij de betreffende dienst in gebruik kun nen blijven, en c) waarvoor volgens de Algemene Rijksarchivaris geen voldoende of geen veilige bergplaats bij de desbetreffende dienst te verschaffen is; II) van alle archieven van iedere opgeheven bestuursinstelling, tenzij hare functies zijn overgedragen op die instelling, welke de archieven nu in bewaring heeft. Daarbij zou het beginsel, dat de archieven der besturen, die op het grondgebied van één der tegenwoordige provincies in 's Rijksdienst fungeren of gefungeerd hebben, in de Rijksarchief bewaarplaats in de hoofdplaats dier provincie bewaard zullen wor-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 8