-10- (rechtvleugeligen)Thysanura (franjestaarten)?hymen&ptera (vlies- vleugeligen)arachnoiden (spinachtigen)en nog verscheidene andere. Aan onze "Anobium paniceum"de echte boekenkever,worden niet min der dan 30 blzz.gewijd; terecht,want deze leeft zeer speciaal van onze archieven en boeken, en neemt 80°/o van de door deze insec ten normaal verbruikte voorraden voor zijn rekening,Maar U ziet welk een_weelderige rijkdom aan natuurlijk leven in onze archie ven bloeit, of althans bloeien kan, door velen van ons misschien te weinig gekend en gewaardeerd! De toepassing van moderne methoden bij de inrichting van archiefbewaarplaatsen, waarbij alle hout zoveel mogelijk vervan gen wordt door staal en steen,maakt de levensmogelijkheden voor vele dezer soorten steeds geringer;is het zo vreemd,dat men ingreep en dit wonderbaarlijke natuurleven natuurleven in onze archieven onder de "Natuurbescherming" veilig trachtte te stellen? Minder aanvaardbaar zou het zijn,wanneer men daarmee tege lijkertijd te kennen wil geven, dat men de archivarissen zelf be schouwt als te behoren tot een uitstervende soort. Ofschoon weer een bescherming van deze soort,door verbetering van zijn materiele levensvoorwaarden,alleszins gewenst en zelfs dringend noodzakelijk IS Wat er van zij, dat het Archiefwezen onder "Oudheidkunde en latuurbescherming", zonder vermelding zelfs van zijn eigen naam, schuil gaat, wekt m ieder geval naar buiten niet de indruk, dat men daarmee op beknopteprogrammatische wijze heeft willen aandui den,hoezeer men doordrongen is van de gedachte en van de opvatting, dat het Archiefwezen in het belang van de talloze bestuursinstel lingen, bedrijven en diensten van Rijk,Provincie en Gemeenten een zeer belangrijke en zeer actuele taak in het bestuursorganisme van onze Staat te vervullen heeft! Maar hebben wij, de Archivarissen in Nederland, die in deze vereniging verzameld zijn, ons wel voldoende ingespannen om deze opvattingen over een vernieuwd karakter van het Nederlandse Archief wezen overal dêar te doen doordringen, waar diu nodig en nuttig is, Tenslotte is het toch onze eigen taak om op dit punt een "communis opinio" te vormen, en ook onze eigen Overheid voor te lichten. Toen op 17 Juni 1891 te Haarlem de "Vereniging van Archivaris sen in Nederland" gesticht werd.luidde artikel 1 van de Statuten en Reglement:"De Vereniging van archivarissen in Nederland stelt zich n((d0el debev0I>dering der belangen van het Nederlandse Archiefwe zen .En artikel 2 van het Reglement"Zij tracht dit doel te berei ken; a)door te streven naar een regeling van het Archiefwezen bii de wet". Dit was het eerste concrete doel, dat de Vereniging zich stel de, en jarenlang heeft zijgedurende een bloeiperiode in haar be staan, haar beste krachten_juist aan dit doel gewijd; in 1900 werd een commissie uit de Vereniging benoemd om een concept-Archiefwet te ontwerpen; in 1906 kwam deze met haar werk gereed; in 1907 werd het ontwerp door_de Vereniging aanvaard en in 1908 werd het door haar ingediend bij de Minister van Binnenlandse zaken. Voor de lijdensgeschiedenis die toen volgde,droeg onze Vereniging in ieder geval geen verantwoordenjkheid,en nadat Van Riemsdijk als Alge meen Rijksarchivaris in 1912 door Eruin was opgevolgd, is de Ar- wet dan in 1918^tot stand gekomen;voor een zeer groot gedeelte dus dank zij de nooit aflatende activiteit van onze Vereniging, .Dfarï}e®uk0^1J_het "streven naar een regeling van het Archiefwezen dij ae Wet uit artikel 2 van ons reglement geschrapt worden; en dat is omstreeks 1920 dan ook gebeurd. Maar daarmee is niet gezegd, dat de belangstelling voor deze materie tegelijkertijd in onze Vereniging mocht verminderen; daarvoor in de plaats behoorde te treden een even levendige belangstelling voor de toepassing van de nieuwe wet in de praktijk, voor de uitvoering en de handhaving van hetgeen bereikt werd, voor de verdere ontwikkeling van de nieu we gedachten,welke in de wet waren vastgelgd. En in volle kracht behoort,naar mijn mening,onze Vereniging,de activiteit uit de eer ste jaren van zijn bestaan te hervatten nu op een keerpunt in de geschiedenis van het Archiefwezen een tweede herziening van de Ar chiefwet 1918 ontworpen wordt.Dat men voor de herziening van de Wet in 1928,zo kort na zijn eerste tot standkoming,in onze Vereni ging weinig belangstelling toonde,is nog enigszins begrijpelijk. Dat nu, terwijl op zoveel punten de inzichten zich verder ontwik keld hebben, inzichten, die een diep ingrijpende wijziging kunnen brengen in de aard van het Archiefwezen in Nederland,dat nu een wij ziging van de Archiefwet zou worden doorgevoerd, zonder dat onze Vereniging grondig kennis neemt van het voorgestelde ontwerp, en daar zijn oordeel over uitspreekt, dat lijkt mij een onmogelijkheid. Ons Bestuur heeft indertijd aan de leden gevraagd om schriftelijk mede te delen, of men in verband met deze wetswijziging verlangens naar voren had te brengen. Er kwamen enige antwoorden binnen,zoals onze Voorzitter ons indertijd heeft medegedeeld. Maar ik meen, dat wij ons op dit ogenblik volledig van onze verantwoordelijkheid be wust moeten zijn, zoals onze collega's dat waren in Amerika in 193^- en in Frankrijk in 1936, toen zij hun archiefwetten in moderne zin hebben gewijzigd en aangevuld. Het doel van onze Vereniging is nog steeds; de bevordering der belangen van het Nederlandse Archiefwe zen; de^Archiefwet is nog steeds het allerbelangrijkste, wat onze Vereniging ooit bereikt heeft; het is en blijft dan ook,en in onze tijd en op dit ogenblik meer dan ooit de taak van onze Vereniging om, naast de Algemene Rijksarchivaris, en naast de vergadering der Rijksarchivarissen, onze Overheid op dit punt van advies te dienen, telkens wanneer dit nodig en nuttig blijktrvanzelfsprekend nadat wij tengevolge van een grondig v&éronderzoek en een diepgaande be handeling van de gehele materie ons eigen inzicht hebben gevormd en ons eigen standpunt hebben bepaald.Niemand mag toch veronderstellen, dat een dergelijke behandeling van een concept tot herziening van de Archiefwet in ons midden géén enkele winst van betekenis voor het definitieve ontwerp zou opleveren. Met het constateren van dit feit is tegelijkertijd onze plicht tot medewerking aan de herziening on afwijsbaar vastgesteld. Ik hoop dan ook van harte, dat wij, in een tijd, waarin allerlei Bedrijfsschappen verordenende bevoegdheden gaan krijgen, door eigen afzijdigheid geen twijfel aan onze bevoegd- heid^tot deskundig advies gaan wekken; en dat de herziening van de Archiefwet op zeker ogenblik officieel door onze Vereniging in be handeling genomen zal kunnen voorden. Bij deze herziening van de Archiefwet 1918 zullen waarschijnlijk vooral de belangen juist van de moderne archieven gediend kunnen worden. Want al onze belangstelling voor deze moderne archieven zal niet helpen,indien zij niet wettelijk gefundeerd wordt, en Indien de wet ons niet de bevoegdheid geeft om deze belangstelling in daad werkelijke zorg om te zetten. Zo zou op meet volledige wijze dan dit tot nu toe het geval was, in de wet moeten worden vastgelegd, wié met de zorg voor be paalde archieven is belast. Uitdrukkelijk wordt in de Wet gezegd, dat de Burgemeester en Wethouders verplicht zijn zorg te dragen voor de gemeentearchieven, de Dagelijkse Besturen der Waterschappen,veen- schappen en veenpolders voor de archieven dier instellingen, en aan

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 7