60
61
4. Het leren van definities dient vervangen te worden door het aanleren
van goede werkgewoonten.
3. DE LEERSTOF
Na het vaststellen van onze didactische beginselen komen wij tot de be
paling van de te behandelen leerstof. Deze bepaling kan in ons geval met
anders liggen dan, zoals reeds boven gezegd, in het werk: het or<Jen^n
beschrijven. Dit werk is volgens het hier vastgehouden principe van de Hand
leiding restauratie-arbeid: ten bate van heden en toekomst een zo zuiver
mogelijk herstel van het archief als papieren residu van de administratie,
de loop van de leergang dient de student derhalve geheel vertrouwd te raken
met het herkomstbeginsel en een diep respect te krijgen voor de oorspronkelijk
orde In dit opzicht ook draagt de tegenwoordige Handleiding de kenmerken
van haar tijd: zij geeft deze belangrijke punten als doctrines door S"pe™^
aan niet tot oordelen bevoegd geachte ondergeschikten opgelegd. Wij hebben
daar qeen behoefte meer aan, maar wensen langs de weg van redelijke over
tuiging tot inzicht te geraken en daartoe komt thans de gebruiker van de
Handleiding pas, als hij enige jaren met meer of minder succes getracht hee
naar de met ontzag ontvangen bevelen te werken. Lr is meer Wie restauratie-
arbeid verricht heeft niet voldoende aan de kennis van het doel van zijn
werk en de principes, volgens welke gewerkt moet worden: hij dient ook zijn
materialen te kennen met de daarin gelegen constructie-mogelijkheden en stijl-
kennis te bezitten. Concreet gesproken: de archivist moet stukken met alleen
correct kunnen beschrijven, maar ook doorzien, welke ordenings-motieven in
het stuk verscholen zitten. Hij dient de in een onbeschadigd deel van het
archief toegepaste ordeningsmotieven te kunnen herkennen, dus oog te krijgen
voor constructie en stijl van het te bewerken archief, daar hij alleen zo m
staat is te komen tot stijlzuiver herstel van de vervallen delen. Zijn perspectief
moet ruimer worden: hij dient besef te krijgen van de wisselende relatie tussen
archief, de vormende administratie en de vorm van bestuur c.a. in de hand
waarvan de vormende administratie het instrument is geweest.
Er moet een mogelijkheid zijn tot een althans summiere evolutieleer van de
archieven, waarin zeker de factoren traagheid en spontane generatie niet be
hoeven te ontbreken. Het zal dan naar mijn overtuiging blijken, dat de zeer
moderne archieven, ondanks alle uiterlijke verschillen, leven volgens dezelfde
wetten als de zeer oude en dat bij alle verschillen in practische aanpak de
grondslagen, waarop bij de bewerking gesteund moet worden, dezelfde zijn
als in de Handleiding voor de oude archieven neergelegd.
4 LEERPLAN -
Het verkondigen van al deze theorie zou weinig zin hebben, indien daar
niet op volgde een poging om te formuleren, hoe ik de uitvoering daarvan in
de practijk als mogelijk zie. Onze taak is dus de boven vastgelegde didactische
beginselen toe te passen op de daarna omlijnde leerstof en zo kan de leergang
der archivistiek niet anders uitgaan dan van de analyse van het enkelvoudige
archiefstuk (geschematiseerd in bijlage II) en vandaar verder via de beperkte
verzameling stukken naar het archief, het archieffonds en het gehele complex
archieven in het depot. Wij moeten eerst leren het stuk te beschrijven (zo
gaat het toch in de practijk van de opleiding altijd) en in de beschrijving op
te nemen alle, maar ook alleen die elementen nodig voor de herkenning en
de ordening. De beginneling gaat dan verder uit van een beperkter redactie
van de tegenwoordige 48, in een formulering waarschijnlijk wel voor ver
betering vatbaar.
De moderne beschrijving van een archiefstuk dient te bevatten een opgave
van:
1. de vorm, waarin het stuk gesteld is;
2. de inhoud (onderwerp of behandelde zaak);
3. de datum;
4. het stadium van ontwikkeling, waarin het stuk verkeert.
De meer uitvoerige behandeling van de onderdelen 14 geeft nu gelegen
heid om talloze voorschriften uit het 3e en 6e hoofdstuk van de Handleiding
in verband te behandelen; zo bij
1. de vorm. De tegenstelling akte (oorkonde) brief (en ook hun onderling
verband), de tegenstelling resolutie notulen, instructie rapport. De
vorm bepaalt in hoge mate het juridisch karakter van het archiefstuk en
het is dus zaak de beginneling onmiddellijk er aan te gewennen, dat hij
elke beschrijving van een stuk aanvangt met een vermelding van de vorm,
waarin het gesteld is het belang van dit voorschrift in het kader van
de ordening zal later blijken.
Men schrijve dus niet: Overeenkomst tussen...., maar: Acte van overeen
komst. Niet: Opgave van...., maar: Staat, houdende opgave van Niet:
Mededeling van maar: Brief, houdende mededeling
2. de inhoud. De redactie van de inhoudsbeschrijving zij zodanig, dat aan
vullingen op de eigenlijke beschrijving in noten of N.B.'s voor andere
mededelingen dienstig overbodig zijn. Aan dit onderdeel kan nooit te
veel aandacht besteed worden. De voorzitter van de examencommissie
heeft zeker niet zonder reden onlangs aan de opleiders te kennen gegeven,
dat de examinandus niet zelden op de vraag: „Verstaat gij ook, hetgeen
gij leest?" een teleurstellend antwoord moet geven.
3. de datum. Hier is niet alleen gelegenheid om te behandelen de voor da
tering te geven voorschriften, maar bv. ook de termen recepta, exhibitum,
lectum en de datum van de afhoring van rekeningen.
4. stadium van ontwikkeling. Hier volge de behandeling van de verschil
lende ontwikkelingsfasen, waarin een stuk kan verkeren: concept, minuut,
grosse, copie, al dan niet authentiek of in de vorm van vidimus en
transsumpt.
De andere elementen van de analyse van het archiefstuk mogen niet ver
waarloosd worden: zij kunnen toch alle naar omstandigheden in de beschrij-
ving voor de dag moeten komen, maar kunnen met een minder diepgaande
behandeling volstaan.
De verdere opbouw van onze methode is nu gebaseerd op het feit, dat
alle elementen van onze analyse kunnen optreden als ordebepalend motief.
Om in onze restauratiebeeldspraak te blijven na de behandeling van het
oude gegeven materiaal komen wij tot het onderzoek van de daarin gelegen
constructie-mogelijkheden.