58
NAAR EEN NIEUWE HANDLEIDING
59
1. BEGINSELVERKLARING OF LEERBOEK?
Het gesprek over de Handleiding is begonnen en wij kunnen ons daar van
harte over verheugen. De oplossing, om het verzorgen van een nieuwe druk
op te dragen aan een kleine commissie, lijkt wel eenvoudig, maar de opgedra
gen taak lijkt mij met alle respect overigens te zwaar, zo de arbeid
van de commissie niet gedragen wordt door de belangstelling van alle vak
genoten en niet gesteund wordt door de bijdragen van ieder, die zich we
eens op een onderdeel bezonnen heeft en door die bezinning tot inzicht is
gekomen. Daarin steekt op zichzelf niets wonderlijks: in de nieuwe druk dient
een ervaring van vijftig jaar verwerkt te worden. Vijftig jaar ervaring niet
alleen op het gebied van archiefarbeid mr Fockema Andreae wees hier
reeds op maar ook vijftig jaar van ervaring met de Handleiding als leer
boek. Het laatste aspect heeft reeds lang mijn bijzondere aandacht; ook de
wetenschap der didactiek, de kunst om anderen iets te leren, heeft de laatste
vijftig jaar geen geringe vorderingen gemaakt, en ik vraag mij af of de nieu
we versie van de Handleiding van deze vorderingen geen profijt kan trekken.
Men zou kunnen beginnen met zich af te vragen: welke bedoelingen hebben
de samenstellers van de Handleiding met hun werk gehad? Was de titel
Handleiding niet enigszins een vlag om een overigens uiterst waardevolle
lading te dekken? Mij dunkt wel: men behoeft alleen het eerste hoofdstuk
slechts (en dan zonder de commentaar) te lezen, om te begrijpen, dat hier
geen opleiders bezig zijn, maar voorvechters, die op strakke toon U hun
(toen nog lang niet algemeen erkende) principes van het vak in de vorm
van stellingen mededelen toesnauwen had ik bijna gezegd.
Zolang de Handleiding zich beweegt in deze lijn van de beginselverklaring,
blijft het een sterk boek: de heren wisten, wat zij wilden.
Intussen hebben de drie illustre samenstellers voor schrijver van deze
regels schemerachtige figuren uit het Heldentijdvak kennelijk begrepen, dat
ook nog iets anders van hen verwacht werd: namelijk een leerboek voor de
beginnende archivist; zij hebben in deze richting een poging gedaan, maar ik
geloof niet, dat het in deze richting bereikte resultaat veel bijgedragen heeft
tot het succes van de Handleiding. Van dit gebrek waren de samenstellers zich
enigszins bewust, toen zij schreven in het woord vooraf, dat herhalingen niet
altijd te vermijden waren. Met een verlegen gebaar wijzen zij hier op het
grootste gebrek, dat van didactisch standpunt bezien aan de Handleiding
kleeft: het gebrekkige verband, waarin de stof voor de beginneling wordt be
handeld.
Men vraagt zich af, wat het principiële verschil is tussen de leerstof, be
handeld in de hoofdstukken 2 en 4. Ook waarom of het conventioneel gebruik
van termen en tekens (hfdst. 6) niet gebracht is onder hoofdstuk 3 „Het
beschrijven der archiefstukken", waaronder deze materie toch bijna geheel
thuis hoort.
Ook binnen de hoofdstukken is het vaak moeilijk een vaste lijn te ontdekken,
neem b.v. het derde hoofdstuk, waarin de leerstof, die elke beginnende archivist
voor zijn practisch werk het eerst onder de knie moet hebben: de richtlijnen
te volgen bij het beschrijven van alle soorten archivalia staan op artistieke
wijze verspreid tussen regels voor bepaalde categorieën en practische raad
gevingen.
2. DE DIDACTISCHE GRONDSLAG
Zo is onze oude maar daarom niet minder gewaardeerde Handleiding
ook in didactisch opzicht een kind van haar tijd: het aanbrengen van parate
kennis is hoofddoel -de wijze, waarop dit geschiedt, is van minder belang.
Het onbeperkte vertrouwen, dat, als slechts de hoeveelheid aangebrachte be
grippen groot genoeg is, de relatie tussen deze begrippen vanzelf in de geest
ontstaan zal, is misplaatst gebleken in het algemeen en ook voor onze Hand
leiding; zij is opgevat als receptenboek en deze opvatting houdt in een niet
genoeg te veroordelen diskwalificatie van de geniale arbeid van haar ont
werpers. Men is opgehouden te denken over de vraagstukken der archivistiek
en is geworden gedwee uitvoerder van autoritaire bevelen. Dit wijst tegelijker
tijd aan de functie, die een nieuwe Handleiding zal hebben te vervullen, n.l.
een leerboek te zijn in de moderne zin van het woord, een boek, dat de be
ginneling denkend leert werken.
Nu heeft de beginneling zeker parate kennis nodig om te denken, maar dat
moet zijn geordende en verwerkte kennis, anders doet de onverteerbare ken
nis het denken juist stilstaan. Het bepalen van de hoeveelheid kennis, die het
steunpunt kan zijn, waarop zich telkens weer hogere en abstractere lagen
van kennis verheffen, de voortschrijdende revisie en vereenvoudiging daarvan
is een noodzakelijke onderneming op het gebied van de didactiek in elke tak
van wetenschap. Deze bepaling kan niet anders liggen dan in het werk; wij
begeren immers de beginneling te leren werken en zo moet ons onderricht in
dit werk - in de aanschouwing en de voorstelling gefundeerd zijn. Maar dit
is niet voldoende: er moet denkend gewerkt worden en denken veronderstelt,
dat de denkende geest zich voor een ogenblik los maakt uit de gebondenheid
aan de concrete situatie en haar veelheid; het object van het denken moet
vereenvoudigd worden om het te kunnen hanteren.
Het denken is de hoogste functie, die de Schepper in de geest van de kroon
van Zijn schepping heeft gelegd de kern van de denkwerkzaamheid is
ordening hier ligt de oorsprong van de bijna mystieke, te weinig besefte
schoonheid van de ordeningsarbeid, die de taak is voor de denkende archivist.
Keren wij terug tot de nuchtere feiten. Uitgaande van het beginsel, dat een
nieuwe Handleiding zal moeten zijn een leerboek voor de beginnende archivist,
kunnen wij de eisen, waaraan dat in didactisch opzicht heeft te voldoen, als
volgt formuleren:
1. De studie van de theorie dient geheel aan te sluiten bij de oefening in de
practijk, zodat aanschouwelijkheid, zelfwerkzaamheid en belangstelling het
fundament worden van het leerproces.
2. De leergang dient geleidelijk voort te gaan van het meest eenvoudige tot
het meest gecompliceerde, zodat de beginneling arbeidt met en aan de
leerstof, berekend op de verwerkingscapaciteit van het ogenblik.
3. De stof dient op logische wijze over de leergang verdeeld te worden,
zodat het volgen van deze zinvolle gang „op zichzelf" vormende waarde
krijgt.