87 BOEKBESPREKING 86 leiden zou zijn, dat de beheerders van zaken-, bedrijfs- en stichtingsadmini- straties voortaan met deze titel werden aangeduid, dan zouden archivisten en archivarissen van de oude orde verder in het onbetwist bezit van de hunne kunnen blijven. A. TH. C. KERSBERGEN. TIEN WENKEN VOOR DE BEHEERDERS VAN KERKELIJKE ARCHIEVEN. Onder het opschrift: Onderhoudt Uw oude archieven! Tien wenken heeft de archivaris der Ned. Herv. Kerk een aantal voorschriften gegeven voor de beheerders van kerkelijke archieven, waaraan wij gaarne ruchtbaar heid geven. Hij drukt hun op het hart hun archieven bijeen te houden en er voor te zorgen, dat ook hun huidige administratie later een goed archief vormt, de archieven droog, veilig en brandvrij te bewaren en hen in goede staat te houden (1—4). Verder (5): plaatst de archiefstukken in het algemeen aldus: Handelingen (Notulen), Doopregisters, Lidmatenregisters, Huwelijksregisters, Ingekomen Stukken en afschriften van Uitgegane Stukken, Predikanten, Reglementen, verdere stukken van de Kerkeraad. Vervolgens de Diaconie in de volgorde: Rekeningen, Ingekomen stukken, eventuele Handelingen, enz. onderzoekers en dringt aan op het voorleggen van vragen omtrent de kerke lijke archieven aan den archivaris (710). T.a .v. de vernietiging (6): kwitanties van 1816 tot nu 30 jaar geleden, evenzo nutteloos drukwerk en gegevens, die reeds op juiste wijze in de boeken en registers zijn ingeschreven, als attestaties, doopbewijzen e.a. Verder waar schuwt de archivaris tegen uitlening aan particulieren, verzoekt toezien op onderzoekers en dringt aan op het voorleggen van vragen omtrent de kerke lijke archieven aan den archivaris (7 10). Het wil ons voorkomen dat mutato nomine ook archiefbeheerders van andere kerkelijke genootschappen hiermede hun voordeel kunnen doen. De leidende gedachtengang bij deze volgorde is het belang der stukken in het algemeen. Uiteraard zullen bij de inventarisatie andere normen moeten gelden. Met name lijkt het ongewenst Handelingen en Ingekomen enz. stuk ken „relatieven tot de notulen"! te scheiden. En hoezeer bij het diaconie archief rekeningen inderdaad meestal het belangrijkst zijn, bij de opbouw van een inventaris moet toch als norm gelden de overweging: hoe is het admini stratief bedrijf verlopen. U. Oud-Archief der gemeente 's-Gravenhage. Catalogus van de Histonsch- Topografische prentenverzameling door L. van der Haer, wetenschappe lijk assistente. Eerste Deel. Uitgegeven in 1942. De eerste reactie, die de verschijning van de catalogus van de Haagse Historisch-Topografische prentenverzameling bij mij wekte, was de vraag: heeft het nu eigenlijk zin een dergelijke catalogus uit te geven? Geen ogen blik twijfelde ik aan de waarde van de minutieuze en tijdrovende arbeid, die aan deze publicatie ten grondslag ligt. Maar zelf belast met het beheer van een soortgelijke verzameling, voel ik nimmer behoefte aan het multip i- ceren van mijn fichescatalogus. De gedrukte beschrijving van het oudste gedeelte van de Rotterdamse verzameling misschien een twintigste deel van het gehele bezit die tussen 1868 en 1880 door G. van Reyn onder de titel Roterodamum Illustratum werd uitgegeven, is mij juist een hinder paal geweest op de weg naar een systematische indeling van het volledige topografische documentatie-materiaal. Het overigens zo instructieve Voorwoord geeft op deze vraag geen recht streeks antwoord. Wel noemt het de eisen, waaraan de beschrijving der prenten en tekeningen moet voldoen, wil een catalogus aan zijn doel be antwoorden. De stukken moeten herkend kunnen worden, de beschrijving moet een vergelijking mogelijk maken met prenten in ander bezit en boven dien moet men met één oogopslag kunnen zien, wat van de betrokken stad in afbeelding te vinden is. Met het voldoen aan de beide eerste eisen dient men alleen de kleine kring van vakgenoten, die zich op het zelfde terrein bewegen. Mijn ervaring heeft mij geleerd, dat alle anderen - en dat zijn er negen van de tien niet willen weten, maar zien. Maar ook wanneer zij vooraf de catalogus van een niet afgesloten verzameling ter hand namen, dan waren zij nog maar ten dele ingelicht. Mej. Van der Haer zegt zelf in haar Voorwoord: Men zij er bij het raadplegen van de catalogus op verdacht, dat het mate riaal niet uitgeput is met het hier gebodene, maar dat er veel meer is. De bewerkster heeft daarbij alleen de aanwinsten op het oog, die, wat de historieprenten betreft, reeds alles omvatten, wat na 1934 is binnen ge komen, omdat het afdrukken van de catalogus over meerdere jaren moest worden verdeeld. Maar behalve de aanwinsten valt ook het gehele foto- bezit buiten dit overzicht, omdat alles is geweerd, wat „werktuigelijk ver menigvuldigd wordt." Noodwendig moeten zich daarbij inconsequenties voordoen, maar het principe is zo streng mogelijk doorgevoerd. Toch zou ik in dit geval liever spreken van wat werktuigelijk is tot stand gekomen. De autotypie, de kleurendiepdruk, het lijncliché en mogelijk nog andere pro- cedé's kan ik niet anders dan mechanische reproducties noemen. Toch komen ze met recht in de catalogus voor, wanneer er een tekening aan ten grond slag ligt. Als voornaamste beweegreden voor deze uitgave noemde de bewerkster mij het vastleggen van de orde, zowel voor het beheer als voor het citeren door derden. Maar waarom is dit minder gewenst voor een fotocollectie die naar mijn bevindingen meer wordt geraadpleegd en meer gereproduceerd

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 16