84
Wij moeten er ons evenwel voor hoeden in de archivist de minderwaar
dige naast de archivaris te zien. Op het moment, dat de Algemene Rijks
archivaris aan de jongste volontair het 2de klasse diploma uitreikt, staan
er twee voldane archivisten tegenover elkaar. Zo gebruikt veroorzaakt het
woord geen taalverarming, die alleen optreedt zo dikwijls een inheems woord
door" een vreemd equivalent wordt verdrongen, maar taalverrijking door
differentiatie en specialisering. En het verrijken van de eigen taal kan men
toch moeilijk een anti-nationaal bedrijf noemen. Wie onze woordenschat
alleen wil zien groeien als een natuurlijk gewas zonder afspraken of defini
ties, zal moeten toegeven, dat het woord archivist hier al wortel geschoten
heeft, zo al niet in de omgangstaal, dan toch onloochenbaar in publicaties.
Het ligt nu maar aan ons, of de titel volledig burgerrecht zal krijgen tot in
de naam van onze Vereniging toe.
Dit pleidooi bevat trouwens niets nieuws. Bij een discussie over de redactie
van het K. B., dat de examenvakken voor candidaten voor het archief
diploma omschrijft, heeft eertijds de Groningse hoogleraar prof. dr A. Kluy-
ver reeds 'n lans gebroken voor de benaming archivistiek in plaats van archief
economie en als consequentie daarvan eveneens voor de betiteling archivist
voor iemand ,,die de studie van archieven of van het archiefwezen beoefent".
En niemand minder dan prof. Fruin schreef naar aanleiding van Kluyver's
voorstel in het Archievenblad: „Inderdaad komt dat woord archivist ons
goed van pas om daarmede zoowel de archivarissen als de overige weten
schappelijke archief ambtenaren aan te duiden, voor welken kring van perso
nen wij eigenlijk geen verzamelwoord bezitten, getuige de naam onzer ver-
eeniging: Vereeniging van Archivarissen, hoewel het meerended der leden het
nog niet tot den zelfstandigen werkkring van een archivaris heeft."1)
Mogelijk heb ik in het bovenstaande de titel wat al te sterk vastgekoppeld
aan het bezit van een der beide archiefdiploma's. Het spreekt van zelf, dat
zolang misbruik geen wettelijke bescherming wenselijk maakt, ieder, die
met een soortgelijke bekwaamheid soortgelijk werk verricht, zich archivist
zal mogen noemen. Toch is het zaak het begrip af te grenzen. Van de
zijde der historici is daarbij niets te vrezen. De archivist zal altijd hun dienaar
blijven, en ieder mens is liever heer dan knecht. Bij de overheidsadministraties
burgert zich de titel registrator meer en meer in, naarmate het registratuur
stelsel daar vorderingen maakt. De verhouding tussen de beheerders van
deze aan elkaar grenzende domeinen staat trouwens telkens weer in het
centrum der belangstelling en zal ook bij de herziening van de Handleiding
meermalen op het tapijt komen.
Bij het overwegen van dit commentaar gingen mijn gedachten echter in
het bijzonder uit naar de kring, waaruit het tweede tussen aanhalingstekens
geplaatste inspirerende woord is voortgekomen. Waarschijnlijk heeft dit
„archiveren" menigeen een hautain glimlachje ontlokt. Wij hebben allen
meermalen met dédain de krant van ons geschoven, zo dikwijls wij, getroffen
door een royale advertentie, reeds een gulden toekomst voor een protégé(e) -
volontair(e) dagen zagen en dan teleurgesteld ontdekten, dat een particulier
Zie Ned. Archievenblad 1930/31 p. 73. Mr. S. J. Fockema Andreae heeft onze
aandacht op deze plaats gevestigd.
85
bedrijf of handelsonderneming met deze vet gedrukte archivaristitel een
jonge man of jong meisje met mulo- of H.B.S.-diploma tot zich lokte. Wij
nemen dat slag collega's immers niet au serieux. Maar laten wij niet ver
geten, dat in deze meestal geen overbodig salaris betalende kringen het ar
chief van een dusdanig belang wordt geacht, dat zij er een werkwoord voor
vonden, waaraan wij blijkbaar nog nimmer behoefte gevoelden. En nu weet
ik wel, dat zij onder „archiveren" iets verstaan, dat mijlen ver afstaat van
ons werk, maar deze functionarissen beheren in ieder geval archieven of
administraties, die eens ten dele archieven zullen worden. De ambtenares
in mij beweert, dat ik met deze archieven en pseudo-archivarissen niets uit
staande heb, de archiviste, dat ik er niet hooghartig aan mag voorbijgaan.
Waarschijnlijk zou de eerste het pleit gewonnen hebben, wanneer ik
niet reeds enige malen was opgebeld door mij onbekende jonge meisjes, die
door zo n daverende advertentie naar een zaken- of bedrijfsarchief waren
gelokt, daar met de handen in 't haar zaten en bij het „Archief om raad
aanklopten. „Of je het ergens leren kon?" „Of er een cursus voor bestond?"
werd mij gevraagd. Eén maal heb ik verwezen naar de Afdeling Registratuur
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, een ander maal geraden
contact met collega's te zoeken om tot de oprichting van een cursus te ge
raken of te informeren bij een particulier instituut voor handelsopleiding.
Maar dit afschepen liet mij onbevredigd én om de teleurgestelde good-will
van deze jonge mensen én met het oog op de door hen beheerde archieven.
Dat trouwens niet alleen een jeugdig bedrijfsarchivaresje, maar het bedrijfs
leven zelf van het „Archief" wil leren, heeft de directie van de Staatsmijnen
bewezen met de aanstelling van ons medelid C. G. H. Bloemen.
Het uitgangspunt van onze belangstelling voor deze archieven is uitslui
tend de historische betekenis, die zij eens kunnen hebben. Daarmede be
vinden wij ons in medias res. Het „archiveren" zal immers voor een niet
gering gedeelte bestaan uit deskundig vernietigen. V/at moet er echter op
de duur bewaard blijven? Al is het laatste woord hierover aan de onder
scheiden bedrijfsadministraties zelve, over algemene richtlijnen zou te praten
zijn.
Het spreekt van zelf, dat onze bemoeiingen met deze archieven nooit
anders zullen kunnen zijn dan stimulerend en indirect. Er zijn zelfs instan
ties, die eerder geroepen schijnen te zijn zich met deze materie in te laten
dan onze Vereniging. Ik denk hierbij aan het Ned. Economisch Historisch
Archief en aan de Kamers van Koophandel. Ook een bedrijfsarchivaris als
de heer Bloemen zou hierbij initiatieven kunnen nemen. Er zal echter een
zelfde vakbekwaamheid nodig zijn voor het „archiveren" bij grote instel
lingen op sociaal, politiek, cultureel en andersoortig gebied, wier archieven
het in historische betekenis mogelijk van de bedrijfsarchieven zullen winnen.
Onze Vereniging zou hierbij het bindende element kunnen zijn, al laat zij
daarbij de regeling van opleiding en brevet ook geheel over aan mensen
van de practijk.
De archivaristitel heeft zich bij handel en bedrijf en bij vele instellingen
al terdege ingeburgerd. Soms kom ik in advertenties echter ook een andere
titel tegen, die van documentalist. Ik vermoed althans, dat daar een soort
gelijke werkzaamheid onder wordt verstaan. Wanneer het nu daarheen te