74 75 archieven, waar ook aanwezig, zelfs in ambassades en legaties buitenlands te inspecteren en alle archieven van de Staat te vorderen, die de archiefraad daartoe aanwijst. Bovendien is hij ambtshalve voorzitter van de Commissie voor Nationale Geschiedkundige Publicaties en tevens beheert hij het dage lijks verschijnende Federal Register. Dit laatste is een merkwaardige en wel zeer officiële functie, want besluiten e.d. treden eerst in werking als hij deze in het Register heeft gepubliceerd. Sinds 1938 beheert de archivaris eveneens de door President Roosevelt in Hyde Park gestichte Roosevelt Library. De wet bevatte ook vernietigingsbepalingen. De archivaris kan lijsten maken van stukken, die naar zijn oordeel vernietigd kunnen worden en deze behoeven de goedkeuring van het Congres. Daar dit bij zijn drukke bezig heden dikwijls niet aan die goedkeuring toekwam, is later bepaald, dat indien zij niet in dezelfde zitting waarin zij gevraagd werd, was verleend de archivaris, zonder haar zijn gang kon gaan. Nog in 1934 werd Prof. Connor tot archivaris benoemd en op 8 November 1935 werd het nieuwe gebouw in gebruik genomen. Prof. Connor organiseerde verschillende afdelingen, stelde personeel aan en begon met het ontwerpen van een systeem van ordening, dat naar zijn mening op de organisatie der administraties, dus op het herkomstbeginsel zou moeten worden gebaseerd. Het is niet te loochenen, dat dit alles aanvankelijk een wat onbeholpen indruk maakt, niet in overeenstemming met de pracht en volmaaktheid der omgeving en met de staat van volgroeidheid, die in Europa en speciaal hier te lande reeds decennia eerder was bereikt. Men kampt blijkbaar nog met de kinderziekten; volgens de verslagen vinden elk jaar ingrijpende interne reor ganisaties plaats en ook de archiefwet moet telkens gewijzigd worden. Overi gens gewagen de verslagen de eerste jaren voornamelijk van materiële zaken, de technische outillage wordt voortdurend geperfectioneerd. Zo wordt baan brekend werk gedaan op het gebied van het herstellen en houdbaar maken van films. In 1938 werd een Society of American Archivists opgericht, die een tijdschrift begon uit te geven, vergelijkbaar met het onze. Met inspectie werd ook begonnen, maar deze kwam tot nu toe nog niet verder dan tot de in de staat Columbia bewaarde archieven. En dit waren er heel wat; in 1940 waren in Washington alleen reeds 6500 archiefbewaar plaatsen met 1.500.000 meter stukken en met meer dan 50 systemen van ordening. Men heeft daar dus wel met heel andere" hoeveelheden te rekenen dan wij en dit stelt ook andere eisen aan de bewerking. Al spoedig ziet de archivaris in, dat alleen beschrijving in grote series mogelijk is en van stuks gewijze inventarisatie geen sprake zal zijn, indien men ooit gereed wil komen. Maar wat het systeem betreft is men nog steeds in het tijdperk van „experi mentation", zelfs nog in 1939 vlak voor het uitbreken van de oorlog. De toestand was toen de volgende. Het depot was nog niet voor de helft bezet. Het personeel was tot een totaal van bijna 500 gestegen, terwijl dat jaar nog 390 tijdelijke krachten zijn bezig geweest met het materieel verzorgen van een groot binnengekomen archief. De studiezalen waren van 9 tot 19 uur onafgebroken geopend, alleen Zaterdags tot 17 uur. Ze werden in 1938/39 bezocht door 671 bezoekers, die 4200 bezoeken brachten, wat niet zo heel veel lijkt. Maar er werden 4000 brieven om inlichtingen ontvangen. De helft der vragen betreffen genealogie, de andere behandelen vooral de buitenlandse betrekkingen. Ei werden niet minder dan 22.672 bladzijden fotocopieën afgegeven. De biblio theek was tot 40.000 delen aangegroeid en men had 36.000 kaarten, meer dan 1.500.000 voeten film, 87.000 foto's en 331 gramofoonplaten verzameld. Alles wat van historische waarde wordt geacht wordt bewaard, zo b.v. de eerste films met close-ups. Na 1940 treden grote veranderingen in. Ten eerste was Prof. Connor ver vangen door Solon J. Buck, die nu nog steeds archivaris is. Hij slaat een frisse toon aan. De ordening begint meer op de voorgrond te komen en het herkomstbeginsel wordt duidelijker als basis aangenomen. Hetzelfde jaar wordt een commissie voor de ordening ingesteld en in 1941 komen voor het eerst regels voor het ordenen en beschrijven tot stand. IVÏen maakte een lijst van 215, later tot 250 uitgebreide z.g.n. recordgroups, corresponderend met de regering-bureaux, waarvan men de archieven had overgenomen of zou overnemen. Deze worden verdeeld in subgroups en daarvan worden voorlopige inventarissen opgesteld volgens beschrijving in series. De definitieve, meer nauwkeurige inventarisatie werd tot later uitgesteld. Zodoende meende Buck dat in 1949 de inventarisatie gereed zou kunnen zijn, maar ook dit zou anders uitkomen. In nauw verband met de Universiteit te Washington werd een opleiding voor archiefambtenaren ter hand genomen, echter meer oriënterend en niet door een examen bekroond. Zo was in 1941, toen Amerika in oorlog kwam. ook daar na 7 jaren de archieforganisatie vrijwel compleet. Alleen aan inspectie werd nog steeds weinig gedaan. Zodra in Europa de oorlog was uitgebroken namen op de National Archives de onderzoekingen toe voornamelijk in verband met repa triëring van Amerikaanse burgers of wie voorgaven dit te zijn, met de scheep vaart in de oorlogszones, met talrijke aanvragen om bewijzen van Ameri kaans burgerschap. Ook begonnen de archieven in verhoogde mate toe te stromen, want het bleek dat 20 tot 30 van alle ruimte van de regerings- bureaux met archieven gevuld was en deze ruimte had men nu voor regerings ambtenaren nodig, wier aantal in Washington alleen tussen 1934 en 1941 van 90.000 tot 180.000 was gestegen. De archivaris berekende, dat buiten Colum bia zeker nog evenveel archivalia van de regering berustten dan daarbinnen en reeds in 1941 begon hij te vrezen, dat de 62 van de archiefruimte, waarover hij toen nog beschikte, binnenkort wel eens onvoldoende zou kunnen zijn. Daarom werden de vernietigingsbepalingen met verdubbelde ijver ge hanteerd en in het verslagjaar 1940/41 werd inderdaad meer vernietigd dan binnen kwam, zodat men kon hopen op deze wijze de zaak nog meester te blijven. Toen Amerika echter op het einde van 1941 zelf in de oorlog kwam kreeg alles een geheel ander aanzien en werden ook voor de archiefdienst de moeilijkheden acuut. Reeds in 1941 werd het vraagstuk van de beveiliging der archieven in studie genomen. Er verscheen over dit onderwerp een belangrijk rapport, dat over het algemeen juist die maatregelen aanbeveelt, welke ook hier te lande zijn getroffen. Alleen werden in Amerika zeer veel microfoto's van belangrijke stukken gemaakt om als schaduwarchief te dienen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 10