7 6 zorgen, dat Nederland op dit congres even goed te voorschijn zal komen als op het eerste en tot nu toe enige internationale archiefcongres te Brussel in 1910, waar Muller en Fruin vooraanstaande figuren waren en onze Hand leiding in het middelpunt van de belangstelling stond. Ondertussen zullen wij niet op onze oude roem mogen voortteren. De Handleiding, die voor het eerst in 1898 verscheen en in 1920 ongewijzigd is herdrukt, moet nu gewijzigd en aangevuld worden en hierbij moet met de ontwikkeling van het archiefwezen in de laatste vijftig jaar rekening wor den gehouden. Reeds vroeger hebben de heren Smit en Fockema Andreae zich bereid verklaard ons hierbij voor te lichten en beiden hebben voor de eerstkomende afleveringen van het Archievenblad een artikel geschreven, dat uitgangspunt voor de discussie kan zijn. Dr Formsma is aangezocht deel uit te maken van de commissie voor de nieuwe uitgave van de Handleiding en wij mogen hopen, dat dit triumviraat ons binnenkort een ontwerp voor een nieuwe uitgave zal voorleggen. Zij kunnen zich onsterfelijke roem verwerven indien de nieuwe Handleiding in 1950 als feestgeschenk aan het interna tionale congres kan worden aangeboden. Vooruitlopend op het zojuist genoemde artikel van mr Fockema Andreae kan men reeds zeggen, dat vooral ten aanzien van de moderne archieven nieuwe regels zullen worden gegeven en zelfs de .basis van de Handleiding nl. dat het archief een organische eenheid vormt, niet geheel onaangetast kan blijven. Waar het verwijderen van overtollige bestanddelen bij nieuwe archieven onmisbaar voor een goed beheer is, zal aan de vernietiging, die nu in de Handleiding niet voorkomt, aandacht moeten worden geschonken. De praktijk ik noem slechts de „scheurploeg", die nu enige jaren in het Alge meen Rijksarchief aan het werk zal zijn4), en de vele regelingen omtrent voor vernietiging vatbare stukken zal hier de weg wijzen. Ook de organisatie van de moderne overheidsarchieven, waarbij niet de door de archivarissen ontworpen handleiding, maar de eisen van de admini stratie de basis verschafte, is een factor, die steeds belangrijker wordt, naar mate wij meer nieuwe archieven in onze bewaarplaatsen krijgen. Vrijwel algemeen worden in ons land de nieuwe gemeente-archieven geordend volgens het registratuurstelsel, zoals dit zich heeft ontwikkeld onder leiding van het Registratuurbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij het ordenen van het archief van onze vereniging kwam mij een brief in handen, die Fruin in 1915 schreef aan Muller, waaruit duidelijk blijkt dat Fruin, die zich aanvankelijk tegen het registratuurstelsel had verzet, deze ontwikkeling voorzien heeft. Ik vond die brief zo merkwaardig, dat ik er U enige gedeelten uit voorlees. Hij schreef o.aWij archivarissen krijgen de archieven de nieuwe zowel als de oude alleen dan onder ons beheer, als zij voor de admini stratie, in hoofdzaak althans, hebben uitgediend, wanneer zij, zoals het in de Handleiding heet, niet meer leven, maar dood zijn. En wij zijn in dezelfde Handleiding tot de conclusie gekomen, dat wij bij onze regeling der archie ven ons in hoofdzaak te houden hebben aan de inrichting, die er door onze i) N.A.B. 52 (1947—1948) p. 57, 59. voorgangers, de administratieve beheerders, als ik ze zo noemen mag, aan gegeven is, en wel omdat wij niet anders kunnen.... De zaak wordt niet be slist door hetgeen wij wensen, maar naar het inzicht der administratie. Die administratie beslist overeenkomstig hetgeen zij voor hare doeleinden ge makkelijk vindt en vraagt niet naar ons. Onze vereniging heeft, nu jaren geleden, het decimale of het registratiestelsel in sterke bewoordingen be streden en dat in een motie, die ik zelf, ik moet het bekennen, heb voorge steld, ongeschikt verklaard. De administratie vond het stelsel echter wel praktisch en heeft het, trots onze tegenspraak, ingevoerd. En dat is ook volkomen begrijpelijk. Want de administratie, niet de archivaris, heeft te beoordelen, hoe zij hare stukken bewaren wil. Die vraagt niet en zal nooit vragen naar onze theorieën en onze opvattingen, maar uitsluitend: wat is praktisch, hoe vind ik het gemakkelijkst, het snelst de stukken, die ik nodig heb? Het gehele vraagstuk is er een van administratieve praktijk, dat door mannen, die de praktijk der administratie kennen, moet worden opgelost. Ik heb dat vroeger niet zo ingezien en geijverd tegen het decimale stelsel, omdat het met sommige onzer theorieën in strijd scheen. Ik ben echter thans tot het inzicht gekomen, dat onze theorieën zich hebben te schikken naar de praktijk der administratie en niet omgekeerd. Het schijnt mij dus dwaasheid, dat wij ons nog uitspreken over het al of niet wenselijke van het registratuur- of decimaalstelsel; het is er nu eenmaal, en als wij het in een door ons overgenomen archief vinden, is er natuurlijk geen denken aan het te ver anderen. Niet aan ons staat het regelen voor het stelsel te geven, maar aan de administratie, die het heeft ingevoerd". ,,Neen, het schijnt mij verkeerd regels te stellen, wier uitvoering buiten onze spheer ligt. Dat moet uitgaan van de Vereniging voor Gemeentebelangen of een dergelijk lichaam. Natuur lijk behoeven wij ons niet geheel te onthouden. Wij zijn gewoon papieren te bewaren en weten wel iets van systematiek. Enkele archivarissen ont vangen ook de stukken zo spoedig van de administratie, moeten daarom zo dikwijls inlichtingen geven uit die kortelings ontvangen stukken, dat zij ge acht kunnen worden deel uit te maken van de administratie en in deze deskundigen zijn. Er kunnen uit de boezem onzer Vereniging wel enkele stemmen opgaan om enige wenken te geven.... maar ik vind niet. dat wij verder moeten gaan. Daarvoor kennen wij het raderwerk der administratie niet genoeg en ook moeten wij ons onthouden van het stellen van regels, die door instellingen, geheel buiten onze organisatie staande, moeten worden uitgevoerd. Anders lopen wij gevaar, dat men ons toevoegt: schoenmaker, houd je bij je leest.... Ik ben (dan ook) niet bereid mijzelf of de Vereniging van Archivarissen dieper in deze quaestie te wikkelen, dan tot mijn spijt reeds het geval is." Tot zover prof. Fruin in 1915. De juistheid van zijn veranderd inzicht is sindsdien bevestigd. Zoals ik reeds memoreerde heeft het Registratuur stelsel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in ons land vrijwel algemeen ingang gevonden en werkt dit stelsel mits goed toegepast bevredigend en het vindt elders navolging. Zo is een commissie, waarvan ons medelid dr Formsma een der leden is, ingesteld om een registratuurstelsel

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 7