48
BERICHTEN
Dr B. H. Slicher van Bath, Boerenvrijheid. J. B. Wolters, Groningen-
Batavia, 1948.
Onze oud-ambtgenoot Slicher aanvaardde 13 Nov. 1948 het ambt van
hoogleraar in de sociale en economische geschiedenis aan de Groningse
universiteit met een rede over „boerenvrijheid Hij omschrijft deze „als de
toestand, waarin de boeren d.w.z. de bebouwers van het land, deel hebben
aan en een effectieve invloed uitoefenen op het bestuur en de rechtspraak
van het gebied, waarin zij woonachtig zijn Men vindt in de Middeleeuwen
deze toestand in de kuststreken langs de Noordzee en daarnaast in het
midden-Europese hooggebergte. In de eerste was een uitgebreid groot grond
bezit, beheerd niet door middel van het hofsysteem doch door vrije pach
ters; daarnaast vindt men er vrije kleine boeren. Onoverzichtelijker is de
toestand in de bergstreken; het duidelijkst, en het meest bekend, is de vrij
heid, door de Zwitsers verworven in hun strijd tegen de Habsburgers.
Hoe groot het verschil tussen kustlanden en berglanden ook zij, één punt
hebben zij gemeen: de overlast van het water. Veeteelt is daar bijna de
enige vorm van bestaan. Dit vee vormt a.h.w. een wandelende rijkdom (pe
cunia'). Het geldverkeer was de basis der vrijheid en de voornaamste oor
zaak der middeleeuwse boerenvrijheid. Het ontstaan der vrijheid in het
algemeen verklaart dit echter niet; men denlce aan de stedenvrijheid. Maar
vast staat de correlatie tussen akkerbouw en onvrijheid. De akkerbouwer
is gebonden aan de bodem door harde noodzaak; als de opbrengst van het
land ontoereikend is, kan hij alleen zijn arbeid bieden of het land zelf. De
eerste stap op de weg naar de onvrijheid is dan gezet.
Tenslotte releveerde spr. de mening van de Zwitser Gasser, die er op
heeft gewezen dat de moderne aemokratie slechts in die streken een goede
voedingsbodem heeft gevonden, waar de oude boerenvrijheid heeft geheerst,
ïn landen, waar de akkerbouw overheerste, heeft men de aansluiting met het
verleden niet kunnen vinden.
Uit dit beknopt overzicht moge blijken, dat de rede van prof. Slicher niet
alleen voor de vakken zijner leeropdracht sociale en economische geschie
denis (in agrarische richting) -, doch ook voor de institutionele geschiedenis
belangrijke perspectieven heeft geopend. Wij zagen hem node uit onze kring
vertrekken, doch staan hem, na deze oratie, in vol vertrouwen aan de Alma
Mater af.
W. S. UNGER.
49
ALGEMEEN
Rijksbegroting voor 1949. Voor de afdeling Archiefwezen is
uitgetrokken f 683.279 (v. j. f 582.231), waarvan f 44.360 fv. j. f 44.179)
voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën.
De Memorie van Toelichting brengt de volgende bijzonderheden:
Art. 319. Gerekend is op een vaste aanstelling van een adjunct-commies
en drie schrijvers 1ste klasse, die tot dusver op arbeidsovereenkomst werk
zaam zijn.
Art. 324. In verband met het feit, dat de vroegere commissie voor 's Rijks
Geschiedkundige Publicatiën is uitgegroeid tot een Commissie voor Vader
landse Geschiedschrijving is f 1000 meer geraamd voor de algemene uitgaven
der commissie.
Het Voorlopig Verslag bevatte hierover het volgende:
Art. 319. Is het juist, zo vroegen enkele leden, dat sedert 1 Sept. j.l. een
vacature te vervullen is als Rijksarchivaris te Zwolle en dat daarvoor o.m.
3 vrouwelijke candidaten, die allen zeer bekwaam en ervaren zijn, hebben
gesolliciteerd? Zo ja, is de Minister dan bereid aandacht te schenken aan de
sollicitaties der vrouwelijke candidaten?
Deze leden meenden te weten, dat bij vorige sollicitaties wel het stand
punt werd ingenomen, dat vrouwen minder geschikt zouden zijn voor dit
ambt. Zij bestreden zulks en stelden zich op het standpunt, dat vrouwelijke
candidaten, indien bekwaam, ervaren en geschikt, gelijke kansen dienen te
hebben als de mannelijke. Gevraagd werd naar het oordeel van de Minister
op dit stuk.
De Memorie van Antwoord reageerde hierop als volgt;
Art. 319. De hierbedoelde vacature van Rijksarchivaris in Overijssel is in
middels vervuld door de benoeming van Mr G. J. ter Kuile, archivaris der
gemeente Deventer. Aan de aanspraken van de vrouwelijke sollicitanten is
daarbij volle aandacht geschonken.
Ondergetekende kan zich zeer wel verenigen met de opvatting van de
leden, die hier aan het woord zijn, dat vrouwelijke candidaten, die voldoen
aan de door deze leden gestelde criteria, gelijke kansen dienen te hebben
als de mannelijke. Van het principieel uitsluiten van vrouwen mag ook naar
zijn mening geen sprake zijnd
Bij de mondelinge behandeling van het hoofdstuk is hierop niet terugge
komen. De begroting is aangenomen.
Atlas Hattinga. Het exemplaar van deze atlas, kaarten van Zeeland.
Staats-Vlaanderen, Staats-Brabant en de frontieren van Gelderland, Over-
ijsel en Groningen bevattend, dat in 1922 door zes heren was aangekocht
en aan het Rijksarchief in Zeeland in bruikleen was gegeven (zie Med. van
het ministerie van O., K. en W. 1947 no. 6 p. 138), is thans rijkseigendom
geworden. De delen Zeeland en Staats-Vlaanderen (resp. 182 en 240 kaarten
bevattend) zijn toegewezen aan het Rijksarchief in Zeeland, het deel Staats-
r) Cursivering van ons. (N. v. d. R.)