40
zaken en het toezicht op Napoleon ondergeschikt aan de Kroon, doch voor
civiele zaken verantwoordelijk aan de Cie. Dientengevolge is er tweeërlei
vindplaats van de stukken: op het eiland voor civiele zaken, met copieën in
Londen, voor de betrekkingen met Napoleon en de troepen echter in Engeland.
De gouverneur sir Hudson Lowe heeft van zijn beleid een uiterst uitvoerige do
cumentatie nagelaten, die in de mss.-afdeling van het Brits Museum wordt
bewaard. De verandering in 1836 bracht ook wijziging in de archieven. Voor
de consultations komen de minutes of the executive council; enige nieuwe
series werden begonnen: brieven van en aan de Colonial secretary regis
ters van havenmeesters, doop- enz. boeken.
Van de boekbesprekingen willen wij releveren een beschouwing (afl. Juli
1946), over het werk van Roscoe R. Hill: The national archives of Latin
America, in 1945 verschenen bij de Harvard University Press, belangrijk
voor hen, die inlichting wensen over het archiefwezen dier landen zowel
als voor diegenen, die hun geschiedenis, ook voor ons niet zonder belang,
aan de bronnen zouden willen onderzoeken. De oorsprong ligt natuurlijk in
Sevilla en Lissabon voor de oudere koloniale verhouding. Van de 19 staten
heeft Salvador geen specifiek nationaal archief, van de overige kleinere de
helft weinig, gevolg van het feit dat de kleinere republieken niet voortkwamen
uit koloniale ,,audiencias" noch belangrijke koloniale steden hadden. Maar
ook Peru mist de legajos (bundels), die men in de v.m. zetel van een onder
koning zou mogen verwachten: een eeuw van verwaarlozing, oorlogen en
branden, gepaard met verkoop naar het buitenland van waardevolle collec-
ties zijn daarvan de oorzaak. Van de overige landen gaan de nationale
archieven uiteraard tot de verwerving der onafhankelijkheid terug. Het werk
bevat uitvoerige gegevens over archivisten, gebouwen, inventarisatie en pu
blicaties. Verder een uitnemende biblografie op archivistisch gebied.
Plaatsgebrek weerhoudt ons in te gaan op de vele andere artikelen van
belang, in deze zes jaargangen voorkomend. Gewezen worde slechts op een
gedachtenwisseling over archivistische terminologie, ingeleid door R. R. Hill
voornoemd (1943 en 1944), die doet zien dat de Angelsaksische opvatting
van archief met die onzer Handleiding geenszins samenvalt. Verder op een
artikel van M. B. Colket Jr over de onschendbaarheid van diplomatieke ar
chieven (1945) en een beschouwing over "The records of international
meetings" door een der afdelingschefs van het Departement of State (1947),
waarop wij nog wel eens hopen terug te komen. Voorshands zij alleen ver
meld dat de schrijver aan het bureau der V.N. de rol van the worlds record
keeper" toekent.
HET OOSTENRIJKSE STAATSARCHIEF
De Mitteilungen des Oesterreichischen Staatsarchives (I Band 1 Heft),
wier verschijning wij hebben bericht, brengen o.a. een belangrijk artikel over
het Oostenrijkse Staatsarchief van de hand van Jakob Seidl. Veelvoudig en
slechts den vakman vertrouwd was in Oostenrijk voor 1918 het archiefwezen:
Haus-, Hof- und Staatsarchiv, Hofkammerarchiv, Kriegsarchiv; daarnaast
enkele departementsarchieven onder wetenschappelijke leiding; bij de overige
ministeries waren de voor de lopende dienst niet benodigde akten aan kan
selarij-beambten toevertrouwd. Na 1918 werd een „Staatsarchiv des Innern
41
und der Justiz geschapen, waarnaast tot 1940 nog andere zelfstandige cen
trale archieven bestonden, nl. die van het Ministerium für Kultus und Un-
terricht, het Finanzministerium en het Archiv für Verkehrswesen. Zij res
sorteerden onder den Bondskanselier. Toen in 1940 door de verdeling van
Oostenrijk in gouwen de centrale macht ophield te bestaan, was het nodig
voor de weerloos geworden centrale archieven voorzorgen te treffen; de in
Wenen aanwezige centrale archieven werden in het Wiener R'eichsarchiv
cezamen gebracht. Het Kriegsarchiv echter kwam onder het O. K. W., het
Archiv für Verkehrswesen onder de Reichsbahndirektion Wien. Opgeheven
orden, o.a. die van het Gulden Vlies, werden bij het Haus-, Hof- und Staats
archiv ondergebracht, dat thans rond 150000 delen en rond 112000 oorkonden
bewaart.
Met de leiding van dit Reichsarchiv Wien, dat ook zeer veel modern ma
teriaal omvat, werd de directeur van het Haus-, Hof- und Staatsarchiv belast.
De omvang bedroeg niet minder dan ongeveer 80 km; het stond onder een
rijksministerie in Berlijn, doch wist zekere zelfstandigheid en goede naam
te handhaven; het in 19.38 dreigende gevaar, dat de bestanddelen van het
oude Duitse Rijk „in das Reich zuriickgebracht werden könnten," werd door
de persoonlijkheid van den leider verhinderd. In de oorlogsjaren werd de
inhoud grotendeels geëvacueerd.
Na het herstel van Oostenrijk werd het Oesterreichisches Staatsarchiv
ingesteld (Juli 1945), staande onder de Bondskanselarij. Het weer „gecivili
seerde Kriegsarchiv en het Archiv für Verkehrswesen werden daarin onder
gebracht. Door inwendige reorganisatie werd het aantal afdelingen tot vier
verminderd. De inspectie der verspreide bestanddelen bracht de ontdekking
dat de akten van de Staatsraad, het door Maria Theresia ingestelde college,
van 1760 tot 1833 verbrand waren; aan een toekomstige geschiedschrijver
van Jozef II zijn daardoor de meest waardevolle bronnen ontvallen.
Terwijl het reeds bij de stichting van het Reichsarchiv Wien niet mogelijk
was alle afdelingen in één gebouw onder te brengen, is thans daaraan hele
maal niet te denken. De afdeling Haus-, Hof- und Staatsarchiv, waarmee
Nederlandse vorsers het meest te maken zullen hebben door Ranke als
het „für die deutsche Historie wichtigstc Archiv" gekwalificeerd is nog
in het 18991902 ingerichte gebouw, dat 16 km bergruimte heeft, terwijl er
20 km nodig is; een deel van de inhoud is dan ook elders geborgen. Het
gebouw van het Allgemeine Verwaltungsarchiv is in September 1944 zwaar
beschadigd; de archivalia zijn voorlopig in gehuurde kelderruimten onderge
bracht. Het Hofkammerarchiv is nog in het in 1843 daarvoor ingerichte ge
bouw, het Finanzarchiv nog in het winterpaleis van prins Eugenius van
Savoye, „die denkbar slechteste" bewaring. Andere afdelingen zijn eveneens
afzonderlijk gehuisvest.
Evenals in 1918/19 waren de aanspraken der successiestaten een voor
werp van zorg voor de leiding van het jonge staatsarchief. Maar evenals in
1919 de Italiaanse archivisten door erkenning van het herkomstbeginsel de
Weense centrale archieven voor uiteenscheuring behoedden, was het ditmaal
aan de streng wetenschappelijke houding der Tsjechische archivisten te danken
dat bij de overeenkomst van 20 September 1946 de eisen tot terugbrenging
der in 1939 van Praag naar Wenen gevoerde archivalia beperkt bleven. Met