20 21 uitdrukkelijk, dat zij wonen in moerassen en bossen van niet hoog, maar dicht en doornig hout. Blijkens een puntdicht van Martialis (XIII, 54) bloeide bij hen de varkensteelt, hetgeen tevens hun voorliefde verklaart voor bossen en struikgewas, aangezien deze zich bijzonder goed lenen voor het weiden van varkens10). Een andere manier, om tot een chronologische schifting van de plaats namen te geraken, is die volgens het taaleigen. Voor de periodisering van plaatsnamen is hun indeling in namen van voor-Keltische, Keltische, La tijnse en Germaanse herkomst een misschien nog wel zo belangrijk hulp middel. Ten aanzien van de Keltische en Latijnse plaatsnamen is men boven dien en met name ook voor Nederland niet geheel van historische bronnen verstoken dank zij hun vermelding, althans voor een deel, in de antieke literatuur en Romeinse inscripties. Hoewel Kern reeds in 1904 op het voor komen van Keltische plaatsnamen in Nederland wees,11) is daaraan tot nu toe veel te weinig aandacht geschonken, vooral sinds Jan de Vries in zijn bekende verhandeling over de hypothese van het Keltisch substraat daarmede voor goed afgerekend meende te hebben.12) Afgezien van het feit, dat een voor-ingenomen Germanist nu juist niet de meest aangewezen persoon was om dit vraagstuk te behandelen, heeft De Vries het methodisch geheel ver keerd aangepakt. Behalve de namen van Maas, Rijn en Waal passeren bij hem slechts een paar, op de befaamde Peutingerkaart vermelde plaatsnamen de revue n.b. niet eens alle in Nederland gelegen plaatsen van die kaart en daaruit meende hij tot de vrijwel totale afwezigheid van Keltische namen te kunnen concluderen. Wil men deze inderdaad opsporen, dan zou men heel anders te werk moeten gaan. Om te beginnen zou het gehele thans beschikbare plaats- en veldnamenmateriaal in het onderzoek moeten worden be trokken en, hoewel de oogst niet overweldigend zal zijn, zullen ongetwijfeld toch tastbare sporen daarvan te voorschijn komen. Het analoge onderzoek in Engeland heeft nl. aangetoond men leze slechts, wat Stenton, Zachris- son, en anderen hierover hebben geschreven dat ook daar de oogst niet zo groot is, ofschoon allerminst mag worden aangenomen, dat de oude Kel tisch sprekende bevolking door de Angelsaksische invasie volledig zou zijn uitgeroeid13) Voor Nederland leveren o.a. de met de in Italië, Spanje, Frankrijk en het Rijnland verbreide waternaam -ara- samengestelde plaatsnamen een dank baar veld van studie op. Alhoewel de stam ar- volgens de Franse toponymist 10) P. C. de Brouwer, Een onderzoek naar de eerste bewoners van Brabant (Brabantia nostra VI), bl. 162 en 174. 11H. Kern, Iets over de oudstbekende aardrijkskundige namen in Nederland (Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap 2de serie XXI), bl. 774—778, 783—785. 12) J. de Vries, De hypothese van het Keltische substraat (Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde L, 1931, bl. 181—221). Transactions Royal Hist. Society 4th Series XXI, bl. 13; vgl. F. M. Stenton, Anglo-Saxon England (Oxford, 19472), bl. 310—311; R. E. Zachrisson, Romans, Kelts and Saxons in Ancient Britain. An investigation into the two dark cen turies (400600) of English history (Skrifter utgivna av Kungl. Humanistiska Vetanskaps-Samfundet i Uppsala XXIV: 12, 1927), bl. 39; E. Foord, The last age of Roman Britain (London, 1925), bl. 204 e.v. Dauzat prae-indo-europees zou zijn, komt hij herhaaldelijk voor in samen stelling met Keltische bestanddelen, b.v. in Kander, de naam van een rivier in het Berner Oberland, afgeleid van Gallisch cando, „wit"14). Een Neder lands voorbeeld denkt de Belgische geleerde Carnoy terug te vinden in de naam van Gameren in de Bommelerwaard, in 1031 Gambora en Gamberen gespeld, waarin hij een Keltische vorm gamb-ara meent te zien10). Het te Gameren door de Stichting voor Bodemkartering verrichte bodemonderzoek heeft inderdaad de aanwezigheid aangetoond van een belangrijke, doch later verlaten nederzetting aldaar in de Romeinse tijd11'). Een veel omstreden groep waternamen is die van de ook in ons land tal rijke apa-namen, waarvan ik als bekendste voorbeelden Epe, Gennep en Wezep noem. De door Carnoy onlangs aangevoerde nieuwe argumenten voor de opvatting, dat de -apa-namen ontstaan zouden zijn door germanise ring van de Keltische uitgang -aba, die men o.a. aantreft in Genabum, de oude naam van Orleans, maken, dat deze als mogelijke Keltische relicten mede de aandacht verdienen17). Hetzelfde geldt voor namen als Empe op de Veluwe en Emmen in Drente, die reeds door Gallée met de waternaam ambe, vermeld in het door Endlicher ontdekte Gallisch glossarium, in verband werden gebracht18). De Noordbrabantse plaatsnamen Chaam, Doeveren en Megen verraden een onmiskenbare Keltische oorsprong19) en aan de Gallo- Romeinse herkomst van de op de Peutingerkaart en in het Itinerarium An- tonini vermelde Limburgse plaatsnamen Blariacnm, thans Blerik, en Mederia- cum, thans Melik, zal wel niemand meer willen twijfelen. Ook mogen Empel, dat tussen 691 en 695 ma Chr. door koning Clovis III aan de abdij Crespin bij Valenciennes werd geschonken20), en Bladel, beide in de Meierij gelegen, waarschijnlijk voor Keltisch worden aangezien21). Met de chronologisering van het oudste Germaanse plaatsnamenmateriaal heeft men de laatste tijd meer vaste grond onder de voet gekregen dan voor- 14) A. Dauzat, La toponymie frangaise (Paris, 1939), bl. 136. 13) A. Carnoy, Van Genepiën tot Gent (Bulletin de la Commission royale de toponymie et dialectologie XXI. 1947), bl. 231. 16) p. J. R. Modderman, De bewoningsgeschiedenis van de Bommelerwaard (Een kwart eeuw Oudheidkundig Bodemonderzoek in Nederland. Gedenkboek prof. dr A. E. van Giffen, Meppel, 1947),bl. 321324. i") Carnoy, t.a.p., bl. 227 en 229. 18) J. H. Gallée, De namen van plaatsen in Gelderland en Overijsel (Nomina Geographica Neerlandica III, 1893), bl. 32,2; A. Holder, Alt-celtischer Sprachschatz I, 1901, kol. 122; volgens W. de Vries, Drentse plaatsnamen (Teksten en studiën op het gebied van taal, stijl en letterkunde VIII, Assen, 1945), bl. 34 zou Emmen met oud-Hoogduits ebani, vlakte", samenhangen. 19) Resp. afgeleid van Keltisch cambo, dubra en magos. Voor Chaam, in 1236 Cambe gespeld, zie L. Davillé, Le mot celtique „cambo-" et ses dérivés en topo nymie (Revue des études anciennes XXXI, 1929, bl. 4250); voor Doeveren, in 11671290 Doveren gespeld, vgl. het Engelse Dover en Dovern (kreis Erkelenz), zie Holder, a.w. I, kol. 1362; voor Megen, zie Kern, t.a.p., bl. 776. 2(l) E. Duvivier, Recherches sur le Hainaut ancien (Bruxelles, 1865), bl. 302-303. 2U Voor Empel zie Holder, t.a.p. I, kol. 1435; III. kol. 600 (met suffix -acum); Bladel van Keltischen stam blat- (Holder, t.a.p. I, kol. 449 en III, kol. 887) en suffix -ella (Holder, t.a.p. I, kol. 1415).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1949 | | pagina 15