122
Dr Julio Jimènez Rueda, Directeur-Generaal van de Nationale archie
ven in Mexico, te Mexico-City;
Dr C. Samaran, Directeur der Archives de France, te Parijs3);
Dr Asgaut Steinnes, Directeur van het Rijksarchief in Noorwegen
te Oslo, en ondergetekende.
De vergadering werd voorts, namens UNESCO, bijgewoond door
Mr Herbert O. Brayer, directeur van het Staatsarchief in Colorado
(U.S.A.), Mr Edward J. Carter, hoofd van de Librairies Section van
UNESCO, en Mr Arne J. Moller, hoofd van het Bibliographical Centre
van UNESCO, terwijl nog als toehoorders aanwezig waren Miss Manda
Jones, directrice van de Mitchell Library te Sydney (Australië) en
Major Borne, M.F.A. A.officer, Restitution Branche, te Karlsruhe.
De beraadslagingen werden in de Engelse of Franse taal gehouden
en wel dagelijks van 1012.30 en van 1517.30 uur; twee tolken waren
aanwezig alsmede enige steno-typistes en secretaressen.
Als voorzitter werd gekozen dr C. Samaran te Parijs; als diens
plaatsvervanger mr H. Jenkinson te Londen. Vóór de vergadering was
aan de deelnemers een schets van een constitutie toegezonden/, welke,
na het vervullen van de nodige formaliteiten (\vaarbij het maken van
foto's niet werd vergeten), al dadelijk in behandeling werd genomen.
Het is niet wel doenlijk het gehele verloop der vergadering hier weer
te geven. Er bleek nog wel eens verschil van mening te bestaan over
sommige punten. Vooral ide yraag, welke landen vertegenwoordigers
naar een eventueel bijeen te roepen congres zouden kunnen zenden, lokte
een langdurige gedachten-wisseling uit. Besloten werd slechts die landen
uit te nodigen, die lid van UNESCO zijn. Ook de financiële regeling
kon, zoals die was voorgesteld, in de ogen der vergadering geen genade
vinden, aangezien zij te zware druk op de leden zou leggen; zij is dan
ook grondig gewijzigd.
Na veel gedebatteer is uiteindelijk een constitutie aangenomen;
de tekst zal t.z.t. worden gepubliceerd. Vervolgens werd overgegaan
tot het kiezen van een voorlopig -bestuur. Als voorzitter werd aange
wezen dr C. Samaran te Parijs, als onder-voorzitter resp. voor de ooste
lijke hemispheer4) mr H. Jenkinson te Londen en voor de westelijke
dr S. J. Buck te Washington (D.C.) De vergadering koos voorts
dr Brayer te Colorado als secretaris-generaal en ondergetekende als
algemeen-penningmeester.
Het ligt in het voornemen het eerste congres in 1950 te doen plaats
vinden en wel, volgens het voorlopig plan, in de oostelijke hemispheer.
Als landen zijn genoemd Engeland of Nederland, maar hierin kan nog
wel wijziging komen. Het voorlopig bestuur zal zich hierover in 1949
beraden.
D. P. M. GRASWINCKEL.
123
DE DOOP-, TROUW- EN BEGRAAFBOEKEN
TE AMSTERDAM VAN VOOR DE INVOERING
VAN DE BURGERLIJKE STAND
III
Begraven.
Ook hiermee hebben de synoden van de Gereformeerde Kerk zich
bezig gehouden. In 1574 werd bepaald ,,een iegelijk dienaar, zal ook de
naamen der lidmaaten der Gemeenten, die afsterven, opteikenen, ende
den overheeden bidden, dat ze de graafmakeren ofte andere, die last
daarvan hebben, beveelen willen boek te houden van alle die sterven,
opdat men altijd als het noot doet, vereischen mach, wie daar gestorven
is." In 1581 wordt nogmaals besloten de overheid te recommanderen
aantekening van alle afgestorvenen te houden.
Hieruit blijkt dus, dat het na de alteratie de taak van de stadsregering
was regelingen te treffen met betrekking tot het begravep. Voorlopig
heeft de stad geen nieuwe maatregelen genomen. Het begraven in de
Oude- en Nieuwe Kerk en op de daarbij behorende kerkhoven bleef
gewoon doorgaan, alleen het begraven in de kloosterkerken werd stop
gezet.1) Met de uitbreiding van de bevolking was steeds meer begraaf-
ruimte nodig, zodat in alle later aan de Gereformeerden toegewezen
kerken ook begraven is.2) Zelfs daaraan had men echter niet genoeg
en naast de begraafplaatsen in de kerken, die een enkel maal bijbeho
rende kerkhoven bezaten, heeft men drie op zich zelf staande begraaf
plaatsen gesticht, waarover later meer. De gravenmakers van deze kerken
en kerkhoven werden door de stad aangesteld en ontvingen hun ordon
nantiën van de stad. Ons interesseren vrnl. de voorschriften over het
bijhouden van de begraafboeken en het afgeven van extracten. De eerste
maatregel hieromtrent, genomen door een college, waarvan wij het niet
direct zouden verwachten, dateert van 24 Mei 1636; toen werden door
de Commissarissen van Huwelijkse Zaken de namen of merken van de
verschillende grafmakers van kerken en kerkhoven, die geautoriseerd
waren tot het uitreiken van extracten op last van die Commissarissen,
geregistreerd. 3) Een tijdlang werd deze registratie voortgezet. Ook de
naam van den vader van het pesthuis en gasthuis, die een eigen kerkhof
hadden, staat opgetekend.4) In de algemene ordonnantie voor graven
makers van kerken en kerkhoven van omstreeks 1655 5) wordt niet ge
sproken over het bijhouden van de boeken en het geven van extracten.
Thans als Directeur der archieven afgetreden.
Gezien van Amerika uit, dus: Europa.
Men is niet overal direct er mee opgehouden. Zo werd op 6 Aug. 1578 een be
graven bij de St. Jacobskapel, op 18 Dec. 1578 in het Clarissenklooster en op
13 Maart 1579 op het Ronde Bagijnhof in het begraafboek der Oude Kerk ver
antwoord.
2) Met uitzondering van de twee houten kerken: de Amstelkerk en de Nieuwe
Walenkerk.
:i) R A. 3051, 48.
4) Niet te verklaren is het feit. dat ook de gravenmaker van Sloterdijk hierbij staat.
5) Groot Memoriaal 4. 36vo.