154
het werk aanvullen, zou wellicht enige meerdere uitlegging van Indische
termen die nu onverklaard blijven en den oningewijden lezer waar
schijnlijk niet bekend zijn, gewenst zijn geweest, terwijl ook de „archiva-
ns op een afstand niet altijd uit de betiteling van zekere archiefstukken
een heldere voorstelling verkrijgt met wat voor soort stukken men te
doen heeft (wat zijn bv. „bijboeken", p. 232?).
Op sommige punten kan men vooral ten opzichte van de indeling met
de samenstelster van mening verschillen en had men bovendien wat meer
verwijzingen gewenst. In het bizonder had de afdeling „Internal affairs"
door een onderverdeling in een gering aantal hoofdstukken, die een
globale indeling der stukken gaven, aan overzichtelijkheid gewonnen,
hen gevolg van mej. J.'s onderverdeling in een groot aantal hoofdstuk-
en, waarbij de leidende gedachte niet zo snel te onderkennen is, doet
bv de secretariële protocollen, die de notariële acten bevatten, op een
geheel onverwachte plaats tussen stukken afkomstig van de gouverneurs
verschijnen, terwijl ook de dagregisters van Colombo een- minder ver-
borqen plaats dan achter de stukken betreffende openbare verkopinqen
verdienen.
De weinige overzichtelijkheid van het hoofdstuk „internal affairs"
wreekt zich voorts nog in enige inconsequenties, bv. Wordt bij de visita-
teursberichten (p. 183) niet vermeld, dat de minuten van de besluiten
van de raad op deze rapporten, te vinden zijn op p, 53. Deze visitateurs-
berichten, eigenlijk bijlagen bij genoemde minuten van besluiten hadden
beter onmiddellijk achter de minuten beschreven kunnen worden, zoals
de bewerkster wel bij de stukken, afkomstig van de verschillende depar
tementen, heeft gedaan.
Ook in de onderafdelingen had men soms een wat scherper onder
scheiding gewenst, zo bv. bij de instructies en orders, uitgegaan van het
algemeen bewind en niet uitsluitend bestemd voor Ceylon, en die welke
uitgingen van Gouverneur en Raad van Ceylon. De bewerkster vermeldt
aarenboven niet altijd, door wie de orders en instructies zijn uitgevaar
digd (bv. p. 133). Niet geheel overzichtelijk is ook het hoofdstuk dat
documenten bevat, afkomstig van de dessave. Het blijkt niet waarom
de vertalingen van Singalese ola-rapporten, voorkomend onder het
hoofdstuk: miscellaneous documents betreffende landraadzaken (nos.
52 3664), gescheiden zijn door gans andere stukken van soortgelijke
°k**apporten, ondergebracht in een volgend hoofdstuk (no. 3672 e.v.).
Mej. besluit haar inventaris met enige door haar als aparte archieven
beschouwde bestanddelen, die bij nader inzien echter beter onder de
voorafgaande hoofdstukken hadden kunnen worden ondergebracht.
Van andere zijde 2) is er reeds op gewezen, dat het Secret Committee
eigenlijk beschouwd moet worden als onderdeel van de Secret Council,
waardoor de stukken betreffende dit committee beter beschreven hadden
kunnen worden bij de stukken, afkomstig van Gouverneur en Raad. Het-
155
zelfde geldt voor de stukken onder het hoofd „special missions from
Patria Dit zijn bijna uitsluitend copieën, en men moet hier vooral niet
verwachten een deel van het archief van bv. Hendrik Adriaan van
Reede te vinden. De volledige rapporten van Van Reede met bijlagen
bevinden zich in de Compagnies archieven in het Algemeen Rijksarchief.
Een literatuurlijst en uitvoerige index zowel op namen als onderwer
pen verhogen de bruikbaarheid van de inventaris.
Bovenstaande opmerkingen betreffen echter slechts ondergeschikte
technische details en willen overigens niets af doen aan de waarde van
deze omvangrijke inventarisatie, waarvoor veel noeste en doorzettende
arbeid nodig is geweest om deze tot een goed einde te voeren en waar
mede mej. Jurriaanse de historische wetenschap wel zeer aan zich ver
plicht heeft. Het ware te wensen dat ook de andere nog in Voor-Indië
aanwezige Nederlandse archivalia een dergelijke behandeling zouden
ten deel vallen.
M. A. P. ROELOFSZ.
Dr A. Johanna Maris, Eemnes, rechtsgeschiedkundige ontwikkeling
van Gemeente en Waterschap. 135 bi., 8°., met twee kaarten buiten de
tekst. Utrecht 1947.
Deze studie is het blijkt er niet rechtstreeks uit ontstaan in
aansluiting op de beschrijving van het oude archief van het waterschap
Eemnes, door mej. Maris in opdracht der provincie Utrecht verricht.
Het daarbij en naar aanleiding daarvan verzamelde materiaal ging de
perken ener inventaris-inleiding verre te buiten. Maar de voorzitter
van het waterschapsbestuur wist in naaste en verdere omgeving genoeg
belangstelling te wekken om de verschijning als afzonderlijk boekje
mogelijk te maken. Eens te meer blijkt hier hoe bij de waterschappen
veel sterker dan bij de gemeenten het besef van continuïteit met het
verleden leeft, zich uitend ook in daadwerkelijke offervaardigheid daar
voor. Mocht deze, vaak latente, behoefte door hen die zich met plaatse
lijke geschiedenis bezig houden vaker begrepen worden!
Mejuffrouw Maris vat haar taak als geschiedschrijfster niet ten
halve op. Vooral ook de vóórgeschiedenis was haar jachtveld: de voor
geschiedenis van geheel Eemland, met Amersfoort incluis. Wat zij te
berde brengt over het vroege maatschappelijke en economische verleden
van stad en land, over de betrekkelijke betekenis der heren van Amers-
foort/Stoutenburg, over de oude bisschoppelijke schouten van Amers
foort en Eemland, de latere instellingen der maarschalken, de groei
der stad en hare instellingen het maakt alles een overtuigende
indruk, zodat men haar deze geweldige uitweiding in een Eemnesser
geschiedenis gaarne ten goede houdt.
In dat vroege verleden laat Eemnes zich niet plaatsen. Een kennelijk
latere nederzetting: géén ontginnings-uitgifte in tijnsrecht, maar toch
wel een ontginnings-nederzetting van kolonisten, werd ook vroeger
A E?°Tïri,Tn Tt?e ^meflC?n Archivist 1944' P- 263; H. Hardenberg in Bijdr. voor
de gesch, der Nederlanden 1948, p. 315.