134 ener doelmatige verzorging der jongere archieven, o.i. aan de orde zullen behoren te komen. Typen-beschrijving van archieven; archiefgeschiedenis. De Handleiding wil geen normaal-schema's van ordening geven; zij houdt zich ook niet op met Ihet leren kennen der meest voorkomende normale typen van archieven. In 1898 te begrijpen; nu de Handleiding meer en meer het karakter van leerboek voor aankomende jongelui heeft gekregen, te betreuren. Voor de jongere tijd gelijk voor de oudere is de hoofdonderscheiding die tussen archieven in hoofdzaak chronologisch geordend, en archieven naar een onderwerpsgewijze ordening opgebouwd, 4) In de moderne tijd, waarin de gebonden delen en banden geheel op de achtergrond treden, spreekt men bij voorkeur van: het serie-stelsel tegenover het dossier-stelsel. Voor het serie-stelsel (heeft mr Smit2) gemeend een drievoudige onderscheiding te moeten maken. Hij stelt naast elkaar: het verbaal stelsel (waarbij de dagtekeningen en nummers der besluiten resp. minuten het criterium der rangschikking vormen), het indicateur-stelsel (waarbij datum en nummer der agendering van Ihet ingekomen stuk beslissend zou zijn ook voor de minuten) en het agenda-stelsel, van het indicateur- stelsel alleen hierin verschillend dat, tegenover de in een register ge houden indicateur, de agenda losbladig wordt opgemaakt. Wij moeten hier op een paar onjuistheden wijzen. De heer Smit meent dat het agenda-stelsel (in zijn kenschetsing daarvan) bij het Koninklijk besluit van 4 Sept. 1823 no. 7 aan de Rijksadministraties zou zijn voor geschreven. Dit is zo niet; het stelsel van 1823 (tegelijk dat der oud- Nederlandse administraties der aan 1 Jan. 1811 voorafgaande periode) was het verbaal-stelsel: de datum van het besluit, van de minute, en de nummering daarvan, zijn beslissend voor de plaatsing van het stuk in het archief. Alleen bij minuscule administraties (zoals die der archief- depóts zelve) behoefde niet tussen inkomende en uitgaande nummers onderscheiden te worden; vandaar misschien de verwarring. De Franse archieven, waarop men ten onrechte de benaming „indica teur-stelsel" toepast, werden gevormd en bewaard niet volgens het serie stelsel, maar volgens het dossier-stelsel. De inventaris door mr Harden- berg vervaardigd van de énige volgroeide Franse administratie binnen het 'huidige Nederlandse grondgebied leert het ten duidelijkste. 3) In de bureaucratieën der absolutistisch bestuurde staten was reeds lang de be hoefte aan meer efficiënte archiefordening, volgens het dossierstelsel met registratuurplans, gevoeld; in Duitsland evenzeer als in Frankrijk zag men de administraties dienovereenkomstig inrichten.4) 135 In deze Franse archieven heeft de Indicateur een even geringe beteke nis als de agenda in een Nederlands archief (hetzij dan naar serie- of naar dossierstelsel ingericht). De stukken zijn immers niet volgens de indicateur- of agenda-nummers bewaard! Hoogstens wordt in de laatste rubriek van indicateur of agenda aangetekend waar het stuk tenslotte is opgeborgen, maar nodig is dit niet. De indicateur of agenda heeft immers niet ten doel het retrospectieve opzoeken van enig stuk mogelijk te maken: de bestemming ervan is, de voortgangs- en afdoenings-con- trólë tiidens de actieve oeriode der stukken te verzekeren. Daarom kan men ook in dossiersgewijs opgebouwde archieven de aqenda s en indica- teurs niet missen: maar hierom ook wordt nu iedere schijn van permanen tie aan deze tijdelijke geqevens onthouden doordat men de agenda los- bladiq 'houdt een reeks fiches in een lade. Niet de aqenda dient dus voor de nasoorinoen in de moderne Neder landse archieven (naar serie-stelsel ongebouwd), maar de index. In de, jaar voor jaar opgemaakte, index vindt men alle besluiten vermeld onder trefwoorden, zoqenaamde respecten en een bijbehorende klapper dient, als hulpmiddel daarop, tot opzoekingen vooral naar persoonsnamen en plaatsnamen. Van de hoedanigheden van de index hangt de bruikbaar heid van een seriesqewijs geordend archief af. De man aan wien het voornamelijk is toe te schrijven dat Nederland in 1823 zo beslist tot het seriestelsel is teruqqekeerd, de Goesenaar Steven Dassevael, 5) was zelf een uitstekend indexmaker: verscheiden? bestand delen der „Collectie Dassevael" ten Alqemenen Rijksarchieve, zowel als de zgn. „Groene Index" aldaar (op al de Staatsbesluiten 17981811en de inrichting der Staatssecretarie onder Koning Willem I, welker eerste hoofd hij was, zijn daar om het te bewijzen. Dat hij daarbij ook een letter knecht bij uitnemendheid" was 6), mag wellicht un défaut de ses qualités heten. Het is met dit al voor het archiefwezen jammer, dat Dassevael (tóch te zeer door de Revolutie getint?) de Staatssecretarie al zo spoe dig heeft moeten verlaten, nog eerder dan Falck, om voortaan secreta ris der Algemene Rekenkamer te zijn. Een gevolg hiervan was dat iets van centrale leiding inzake het moderne archiefwezen op de Algemene Rekenkamer overging: het Besluit van 29 Juli 1830' no. 44 inzake ver nietiging van archieven kent een centrale plaats te dezen aan de Reken kamer toe, en als Nederlands commissaris voor de afgifte van archivalia aan België na de afscheiding zal de secretaris der Rekenkamer optreden. Maar vooral, na het heengaan van Dassevael en zijn tijdgenoten waren er niet zulke goede indexmakers meer; de Staatssecretarie verdween (1840) en daarmede een nuttig element van eenheid in het staatswezen; het archiefwerk kwam in handen van bescheidener krachten, lager in rang en geringer in bekwaamheden. Zowel in het Kabinet des Konings Wij laten hier buiten beschouwing de archieven, in hoofdzaak gevormd door comptabele administraties, die een eigen structuur hebben. 2) Verslag inspecteur Gemeente- en waterschapsarchieven in Noord-Brabant 1930, blz. 6-7. 3) Inventaris der archieven van het Departement van de Nedermaas (1946). 4) H. O. Meisner, Aktenkunde (1935), S. 154158. 5j j. Steur, Archivisten in dienst van het Vereenigd Koninkrijk I, Dassevael; Ned. Archievenblad XLII, 1934/35, bl. 36-47. Krachtens het Inlijvingsdecreet van 1810 behoorde - niet Van Wijn, maar - Dassevael als „Archiviste tot de hoge dignitarissen van het Franse inlijvingsbestuur; als zodanig vindt men hem b.v. in de Almanach Imperial voor 1813 op p. 485. ,,00a\ ui oei 6) D. Veegens, Historische Studiën (uitgeg. d. J. D. Veegens) II (1884), bl. Z51.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1948 | | pagina 12