130
De Commissie liet -de begraafregisters van de verschillende kerken
naar de Nieuwe Kerk brengen en droeg de gehele verzameling op 22
Augustus over. Enige moeilijkheden rezen er over het regu van het laat
ste begraafboek van -de Westerkerk, dat door den ontvanger van de
begrafenissen van de Westerkerk en -het Westerkerkhof op 8 Augustus
tegelijk met de gezamenlijke van kerk en kerkhof en met het laatste
register van het kerkhof teg-en regu was ingeleverd. 15De stad weigerde
nogmaals een re^u voor dit begraafboek af te geven. Tenslotte stelde
de Commissie zich tevreden met het opnemen van het re$u voor
den ontvanger in de bijlagen der acta. De zaak was echter
nog niet van de baan. Op 9 September 1811 berichtte de
Commissie aan den Keizer, dat de registers op bevel van den Prefect
ingeleverd waren, maar dat zij nog de Keizerlijke beschikking hierom
trent afwachtte. Enkele da-gen later ontving -de Maire via den Prefect
van den Intendant van Binnenlandse Zaken het request van -de Commis
sie aan den Keizer om hierover advies uit it-e brengen. Op 18 September
werd het advies, opgesteld -door de ambtenaren van de Burgerlijke Stand,
aan den Prefect verzonden. Hierin betoogt de Maire o.a.: ,,Les institu
tions de l'Empire relativement a l'Etat Civil commandent positivement
que c'est la et non ailleurs que doivent se trouver réunis tous les régistres
ta-nt de naissance et de mar-iag-e, que de déces; principe general qui
s'oppose a tout ce que les Pétitionnaires avancent". Als de begraafboeken
niet hoeven overgedragen te worden, daar ze geen overlijdensboeken zijn,
zouoien ook de doopboeken, die immers geen ge'boorteboeken zijn, niet
hoeven o-vergedragen worden. De onmisbaarheid voor het kerkgenoot
schap gaat de Burgerlijke Stand niet aan. Hij gaat voort: ,,Si les régistres
mortuaires pour les enterrement dans les Eglises n'ont pas étés formés
sous une autorité pu-blicque comme 1'ava-ncent les Pétitionnaires, qu ils
se rappellen-t que tel -est égal-ement le cas -der régistres des baptèmes, qui
doivent remplacer ceux de naissance, que cette imperfection tient a la
marche, cidevant usitée en Hollande." 16De Maire adviseert daarom
de registers, die reeds op de Burgerlijke Stand berusten, daar te laten.
De argumenten door den Maire aangevoerd lijken ons weinig steek
houdend. De Prefect dacht er echter anders over. Op 21 September ont
ving de Maire een schrijven va-n den Prefect, waarin deze hem feliciteer
de met zijn advies: „On ne pouvait fonder une opinion sur des meilleurs
raisonnements". Op 2 November 18-11 ontving de Maire opnieuw een
schrijven van den Prefect ter geleide van een missive van den Intendant
131
van Binnenlandse Zaken van 29 October, houdende bericht, dat ingevol
ge besluit van den Minister van Binnenlandse Zaken de begraafregisters
van de Nederduits Gereformeerde Gemeente naar de Griffie van de
Burgerlijke Stand moesten worden uitgeleverd en al-daar blijven berus
ten. 17Op 6 November werd de Commissie verwittigd van dit besluit.18
Met de andere kefkgenoots-chappen had de Maire minder moeite. De
Evangelisch-Lutherse Gemeente, die zich wat de doopboeken betreft
zeer lastig betoond had, antwoordde op het i-nleveringsbevel van 18 Juli
in een schrijven van 24 J-ul-i, waarin ze verwees naar de beide graven
makers, door het stedelijk bestuur onmiddellijk aangesteld, en dus buiten
haar directie zijnde. 19Bij het beslui-t van -den Maire van 18 Juli werden
de Parnassims van de Joodse Gemeente gelast hun sterfregisters in te
leveren. Op 26 Juli 1811 -deed de Portugees-Israëlitische Gemeente aan
den Maire het voorstel van de sterfregisters, in het Portugees geschre
ven en moeilijk te raadplegen wegens de eigenaardige jaartelling, een
Hollandse copie te laten vervaardigen. Blijkens de tegenwoordigheid van
deze Hollandse copie op het Gemeente-Archief heeft de Maire dit voor
stel aanvaard. De Duits-Israëlitische Gemeente -heeft de dn het
Hebreeuws geschreven sterfregisters, ingedeeld naar de kerkhoven in
Overveen, Muiderberg en Zeeburg, afgegeven.
De stad heeft deze registers opgevraagd, omdat de Joden niet op de
Amsterdamse begraafplaatsen ter aarde werden besteld en daardoor
ontbraken in de gewone begraafregisters. In -de loop van 1811 bleek
echter, dat de stad nog niet de gehele buit had binnengehaald. Op 3
September 1811 moest ze last geven, dat vanwege h-et gasthuis geen
doodcedulen zouden uitgereikt worden. Dit heeft haar er waarschijnlijk
op attent gemaakt, dat in het Gasthuis nog boeken, van belang voor de
Burgerlijke Stand, berustten. Kort na 14 October 1811, de laatste in-
schrijfdatum, moet de inlevering van -het overledenenregister van het
Gast- en Pesthuis hebben plaats gevonden, en evenzo kort na 25 Januari
1812, die van het overledenenboek van het Werk- en Spinhuis. De
preciese datum is niet te bepalen, daar de notulen van de regenten van
deze beide colleges er over zwijgen. Het Wbrk- en Spinhuis bezat geen
eigen kerkhof; de aldaar overledenen zijn vermoedelijk ter aarde besteld
op het kerkhof van het Gast- en Pesthuis, daar zij niet in de begraaf
boeken voorkomen.
Ten slotte zijn nog aan de verzameling van begraafboeken toegevoegd
de boeken van haaldoden, d.w.z. van overledenen, waarop een lijkschou
wing was verricht, ook wel geheten dodenboeken van Burgemeesteren
en Hoofdofficier. De lijkschouwing vond plaats in het gasthuis, op welks
kerkhof de meeste haaldoden dan ook wel begraven zullen zijn. Uiteraard
15) Hieruit blijkt weer de onzekerheid ten opzichte van de kerkhoven. De boeken
van het Noorderkerkhof werden door de Cpmmissie ingeleverd, de gemeenschap
pelijke boeken van het Westerkerkhof en de kerk door den ontvanger en de twee
aparte series van deze kerk en dit kerkhof door de Commissie zelf, uitgezonderd
het laatste deel van elk van deze twee aparte seriën. Deze berustten uiteraard
onder den ontvanger en werden door hem afgegeven. Eigenaardig is het, dat de
Commissie er op stond een regu voor het begraafboek der kerk te krijgen en zich
niet bekommerde over het begraafboek van het kerkhof.
10Al evenmin als de Commissie was de Maire zich bewust van de preciese gang
van zaken.
17Dit terwijl de Maire nog juist had bericht, dat de registers onder hem berustten.
1S) Zij hebben zich hierbij neergelegd en niet geëist, dat de voorwaarden, bij de
inlevering gesteld, ten uitvoer werden gebracht.
lö) Dit antwoord was feitelijk overbodig. De Kerkeraad had het besluit van den
Maire niet goed gelezen. Inlevering der begraafboeken werd niet hun, maar den
gravenmakers gelast.