80 Willem Berthout. Hierin zegt de graaf, dat hij het goed van Amstel geheel zal hebben „ende ,in den voerghenoemden ghoede zulle wi zetten enen man, die onsen lieven neve haren Willame, bisscop van Utrecht, van desen daghe voent dienen zal ende ghelden van den voerghenoem den ghoede alsulken pacht alsen Ghisebrecht voerseyt, die men hiet here van Aemstele, diewile dat hi een besitter daerof was, schuldich was te gheldenVoert zal die bisscop van U'trecht voerseyt behouden an den voerghenoemden ghoede alle dat recht, est hoghe gherechte jof andersins dinghe, die hire schuldich es ane te behoudene ende te heb- bene m wat mamire, dat het zi". Een soortgelijke bepaling werd gemaakt met betrekking tot het aan de grafelijkheid gekomen goed van Woer- en. Het is duidelijk, da>t s bisschops „rechten als landsheer en als leen eer onaangetast bleven. Omdat de graaf, die als landsheer gelijke in rang was van den bisschop, zelf niet de verschuldigde diensten aan den Stichtsen landsheer-leenheer kon bewijzen, moest hij hiervoor een man stellen. i°) Den 21 sten Mei 1300 of kort ervoor beleende Jan II, graaf van Hene gouwen, Holland enz., zijn broeder Guy met alle aan de grafelijkheid gekomen goederen en rechten van de moordenaars van Floris V, voor zover zij in het Sticht gelegen waren, onder voorbehoud, dat zij weder aan den graaf zouden vallen, wanneer de heer Guy een bisdom of iets daarmede gelijkstaand» zou erlangen, n) In den loop van 1301 werd Guy van Avesnes elect van Utrecht. De lenen wist hij echter te behouden In den Vlaams-Henegiouwsen oorlog, waarin ook het Sticht betrokken werd, geraakte de bisschop in Maart 1304 in krijgsgevangenschap op Duiveland en kon eerst ruim een jaar later in zijn land terugkeren In Maart 1306 verklaarde hij, „dat dat goet van Aemstelle ende van Woerden ende al dat daertoe hoert, dat onshaer Jan van Avennes grave van Henegouwen, van Hollant,.ghegbeven heeft voer die tijt, dat wie bisscop waren t'Utrecht, te hulpen t' onsen coste ende t' onser teringhe en erkende hij, dat de graaf „die vrucht, die bladinghe ende alle die vervalle van al dien goede van Aemstelle ende van Woer den voerseit niet langher en heeft ghegheiven dan te sire wille ende te sinen wederzegghen 12In plaats van voor zijn leven behield de bis schop de lenen tot wederopzeggens door den leenheer, den graaf van Holland. Zijn positie t.o.v. de Amsteise en Woerdense goederen blijkt dus minder stevig te izijn geworden. Het goed van den heer van IJssel stein ging voor bisschop Guy verloren, toen graaf Willem III heer Gijsbrechlt en zijn zoon Arnoud weder in genade aannam en met het slot van IJsselstfein c.a. beleende op voorspraak van den bisschop 13p)e landsheer van het Sticht bleef zich nog als landsheer ten opzichte van 81 het land van IJsselstein gedragen: dit blijkt uit de gift van drie jaar markten te IJsselstein van 14 November 1310. 14) Graaf Willem III heeft de bedoelingen van zijn bisschoppelijken oom blijkbaar niet geheel vertrouwd: hij ontlokte hem de verklaring van 29 Juni 1309, waarop hierboven reeds gedoeld werd. Ruim een jaar daarna, 11 October 1311, gaf bisschop Guy aan zijn neef graaf Willem de heerlijkheden van Woerden en van Amstel, zoals deze hem in 1300 door zijn broeder levenslang toegekend waren, in pand voor de vol doening van de onkosten, welke de graaf gemaakt had, toen hij zijn oom hulp verleende in den oorlog tegen de Friezen van Stellingwerf. 15 Den lOden Juli 1314 beleende bisschop Guy als bisschop Gijsbrecht van IJsselstein met enige lenen in het land van IJsselstein, welke als lenen van den oudsten tak der Amstels achterlenen van het Sticht waren, nl. gerecht en tienden en recht van presentatie tot de pastorie van Ben schop met 32 morgens en gerecht en tienden van Noord-Polsbroek. 16) Aangezien graaf Jan II zich bij de uitgifte van Amstelland en Woerden c.a. in 1300' de Amsteise lenen voorbehouden had, kon de bisschop deze belening van heer Gijsbrecht niet verrichten als heer van Amstel. Toch moet worden aangenomen, dat hij ook in deze hoedanigheid als leenheer opgetreden is en niet enkel als landsheer van het Sticht en overleenheer, want den 29sten November 1316'verleende hij Marie, zijn dochter, die met Arnoud' van IJsselstein, ridder, getrouwd was, gezamender hand met zijn dochter Aleyt, gehuwd mat Otto Otten zoon Asperen, het ledig geworden leen, dat wijlen Ecbrecht van den Bosghe en zijn voorouders van de heerschappij van Amstel hielden, „welcke herscap van Amestelle van ons ende van onsen Stidhte roeret ende dier wi oec nu in heb- bihge sin", ten rechten lene, welk leengoed de gezusters in achterleen moesten geven aan Lyzabat, Ecbrechts zuster. 17) Na 's bisschops over lijden kwamen de heerschappijen van Amstelland en van Woerden lü) L. Ph. C. van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland, II, no. 1010 xl) Van Mieris, II, blz. 11. lü! vvin MleriS' n' biz' 47(N-B- Van houdt 9een rekening met den Paasstijl). Zie vorige noot" renVersaal van 7 Januari d.a.v. bij Van Mieris, II, blz. 71. 14) Codex diplomaticus Neerlandicus, uitg. Hist. Gen., tweede serie, vierde deel, tweede afd., 1860, blz. 100. Ook in de verlening van tolvrijdom te Oudewater aan abdis en convent van Rijnsburg door bisschop Guy 20 Juni 1310 zal men een lands heerlijke daad moeten zien; de bisschop betitelt zich in dit stuk alleen als „bisscop tot Utrecht" en niet als heer van Woerden (dr J. W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van Oorkonden betreffende de Bisschoppen van Utrecht, Werken Hist. Gen., derde serie np. 66, 1937, no. 188). 15Van Mieris, II, blz. 121. 16) Berkelbach van der Sprenkel, Regesten, no. 292. Het charter werd medebezegeld door de vijf Utrechtse kapittelen (ecclesie), waaruit blijkt, dat de bisschop als landsheer van het Sticht en overleenheer optrad. Aan een „normale" belening behoefden de vijf kapittelen niet mede te werken. Belening met een „open huis" van het Sticht had voor de Statenvergadering oftewel het Kapittel-generaal plaats, doch deze belening betrof juist niet slot en stad van IJsselstein. Het slpt c.a. was tijdens Floris V en later Hollands leen; het heeft noch tot de Amsteise lenen van IJsselstein noch tot de Kuikse behoord. Vermoedelijk zijn slot en later gestichte stad op grond gebouwd, waaruit tijns ging, welke de heer van IJsselstein met laag gerecht e.a. in erfpacht hield van het kapittel van St. Marie vergel. Codex diplo maticus Neerlandicus, uitg. Hist. Gen., tweede serie, vierde deel, tweede afd., 1860, blz. 85, 1279 November 7). Van Mieris, II, blz. 177.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1948 | | pagina 9