66
DE DOOP-, TROUW- EN BEGRAAFBOEKEN
TE AMSTERDAM VAN VOOR DE INVOERING
VAN DE BURGERLIJKE STAND
II
T rouwen:
De wetgeving in huwelijkszaken kwam na de invoering van de Her
vorming aan de Staten van de verschillende gewesten en ook binnen de
grenzen harer autonomie aan de regeringen der steden en plattelands
districten. 1) Bij hun politieke ordonnantie van 1 April 1580 hebben de
Staten van Holland en West-Friesland voor het eerst gebruik gemaakt
van deze bevoegdheid. 2) Deze ordonnantie bepaalt o.a., dat men om
een huwelijk te sluiten moet verschijnen voor de magistraat of kerk
dienaren van de plaats zijner inwoning en aldaar verzoeken de drie
geboden van kerk of raadhuis te laten gaan. In de praktijk is het er op
neer gekomen, zoals S. van Leeuwen in zijn Costumen, keuren en ordon
nantiën van Rijnland op blz. 423 meedeelt, dat in de steden alle huwe
lijksgeboden vergund en opgetekend werden door Commissarissen uit de
Magistraat, met dien verstande, dat de geboden van hen, die tot de
Gereformeerde Gemeente behoorden, aan alle kerken werden overgeschre
ven om daar te worden afgekondigd, terwijl op het platteland alleen de
niet-Gereformeerden voor de Magistraten in ondertrouw werden opge
nomen. 3) Als tweede punt bepaalt de ordonnantie van 1580, dat op
straffe van nietigheid van .het huwelijk partijen door de magistraat of
kerkdienaren getrouwd moeten worden volgens de ordonnantiën, die in
de kerken gebruikt worden en die den magistraten daartoe door de
Staten overgezonden zullen worden. 4)
Bij deze bepalingen hebben de Staten het gelaten. Nog slechts twee
resoluties zijn in den loop der tijden met betrekking tot het trouwen
door hen genomen, die voor ons van belang zijn. Op 26 October 1695
werd een ordonnantie op een belasting op het trouwen afgekondigd en
op 15 Juni 1792 5) is op aandrang van verschillende instanties uit de
Gereformeerde Kerk door de Staten een resolutie genomen, dat voortaan
door alle gezindheden dubbele trouwboeken bijgehouden zouden moeten
worden.
Na de alteratie van Amsterdam, die in 1578 plaats had, is aanvanke-
67
lijk alleen de Oude Kerk in gebruik genomen door de Gereformeerden.
Óp 23 Mei was het laatste Rooms-Katholieke huwelijk daar ingezegend
en nog in dezelfde maand volgden de eerste Gereformeerde huwelijks
inzegeningen. G) Hoe de geboden voor deze huwelijken afgekondigld
zijn, is niet bekend. Pas op 27 Augustus 1578 is de eerste ondertrouw
of huwelijksintekening door Commissarissen van Huwelijkse Zaken ge
registreerd. Tot 28 Augustus 1586 heeft het geduurd vóór de stad, zich
beroepend op de politieke ordonnantie van 1580, een ordonnantie voor
deze Commissarissen heeft afgekondigd. 7) Als zetel werd hun aan
gewezen de sacristie van de Oude Kerk. Pas bij het bouwen van het
nieuwe stadhuis is daar voor hen een kamer beschikbaar gesteld, waar
het college van 1655 tot de opheffing in 1795 gevestigd is geweest. Op
28 Augustus 1586 werden behalve de instructie voor Commissarissen
zelf, ook instructies voor hun klerk of secretaris, oorspronkelijk één uit
hun eigen midden, later één der stadssecretarissen, en voor de kosters
van de Oude en Nieuwe Kerk, die als boden van Commissarissen dienst
deden, uitgevaardigd. 8) Dat die kosters tevens als boden van de Com
missarissen optraden, beeft wel eens moeilijkheden gegeven. Zo moest
men omstreeks 1711 bepalen, dat de boeken van de Commissarissen van
Huwelijkse Zaken door de kosters niet meegenomen mochten worden,
maar steeds op het stadhuis moesten blijven berusten. 9) Op 28 Januari
1723 werd bij resolutie van Burgemeesteren en Oud-Burgemeesteren be
sloten het kosterschap en het bodeambt der Huwelijkse Zaken bij het
overlijden van de fungerende kosters van elkaar te scheiden, welke be
paling ten uitvoer gebracht werd, toen op 13 Mei 1732 de koster van
de Nieuwe Kerk en op 23 Februari 1740 zijn collega van de Oude
Kerk stierven.
Op 29 Januari 1754 werd een nieuwe ordonnantie voor de Commissa
rissen van de Huwelijkse Zaken afgekondigd, die echter geen grote
verschillen met de ordonnantie van 1586 aanwijst.
Wat de administratie van dit college betreft, deze gold voornamelijk
de ondertrouw of huwelijksinitekening en de geboden; met de huwelijks
voltrekking zelf hadden de Commissarissen vrijwel niets te maken, zoals
uit het volgende zal blijken:
Huwelijksintekening of ondertrouw.
Amsterdam maakte geen uitzondering op het verschijnsel, dat wij
boven opgemerkt hebben: de huwelijksintekening zowel van Gerefor
meerden als van personen van andere gezindte geschiedde voor en door
Commissarissen van Huwelijkse Zaken. In Augustus 1578 is de eerste
huwelijksintekening voor Commissarissen geschied of althans ge-
1) Vergl. mr L. J. van Apeldoorn: Geschiedenis van het Nederlandsche huwelijksrecht
vóór de invoering van de Fransche wetgeving, Amsterdam 1925, blz. 71.
2) Al op 13 Juni 1574 heeft het Noorderkwartier van Holland een ordonnantie om
trent het trouwen uitgevaardigd (Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis 1939, blz.
121).
3) In ieder geval is dit geschied in Delft, Dordrecht, Gouda, 's-Gravenhage, Leiden
en Schiedam, vergl. H. Brouwer, Inventaris van Zuid-Holland.
4) Met Gelderland was Holland de enige provincie waar zonder huwelijksvoltrekking
een huwelijk geen geldigheid bezat.
B) Tegelijk met de bepaling over de dubbele doopboeken.
6) Wij kunnen nu ook het woord huwelijksvoltrekking gaan gebruiken, daar zonder
deze het huwelijk geen geldigheid bezat.
7) Noordkerk II, 647. Wagenaar spreekt ten onrechte over een ordonnantie van 1580,
w.s. bedoelt hij hiermee de provinciale ordonnantie van dat jaar.
8) R.A. 3051, 20 en 23. 9) R.A. 3051, 53.