82
voor goed aan den graaf van Holland. Het landsheerlijke gezag over deze
gebieden alsmede het overleenheerschap gingen weliswaar niet rech
tens, doch wel in de practijk hierdoor voor bisschop en Sticht verloren.
Dat Nude en Bodegraven formeel nog als grenzen van het Nedersticht
bleven gelden, blijkt uit de oorkonde van 12 Augustus 1321, waarbij
Sweder van Vyanen aan bisschop Frederik van Sierck belooft de
wereldlijke rechtspleging tussen Nude en Bodegraven als maarschalk
te zullen behartigen. 18
Indien wij het voorafgaande samenvatten, komen wij tot de slotsom,
dat de bisschoppen van Utrecht zich tot na 1317, in welk jaar bisschop
Guy stierf, als landsheer in de heerschappijen van IJsselstein, Woerden
en Amstel hebben beschouwd, en dat het niet zonder reden geweest is,
aat de Hollandse graaf verklaringen verlangde, waarin de bisschop
erkende, dat hij de heerlijkheden van Amstel en Woerden niet uit
hoofde van zijn bisdom maar door bijzondere gunst van den graaf hield.
Men kreeg den eigenaardigen toestand, dat de; bisschop den graaf van
Holland tot leenman en zichzelf tot achterleenman had. O.i. valt er dan
ook veel voor Muller s opvatting te zeggen, dat de beide rekening-rollen
in het archief der bisschoppen van Utrecht berust hebben. Met de
nieuwe archiefleer moet het in strijd geacht worden deze stukken daar
van gescheiden te houden, ook al zou men van oordeel zijn, dat zij aan
de erfgenamen van bisschop Guy hadden behoren te komen. Uit de
omstandigheid, dat de heerlijkheden van Amstel en Woerden in 1311
verpand werden om der wille van een op het bisdom (het Sticht) en
niet op den persoon des bisschops lastende schuld, kan o.i. afgeleid wor
den, dat de inkomsten en rechten van het bisdom en van den bisschop
privé in het dagelijkse leven niet streng gescheiden werden. Dit ver
klaart gemakkelijk, hoe de rekening-rollen in het bisschoppelijke archief
achter konden blijven. Slechts indien overtuigend aangetoond zal kun
nen worden dat de rollen, alvorens in de verzameling van dr C.
Booth terecht te komen, zich in de archieven van de erfgenamen of
rechtverkrijgenden van den bisschop bevonden hebben, kan men tot
plaatsing elders dan in het Utrechtse bisschoppelijke archief overgaan.
Eir blijft echter een moeilijkheid en deze is, dat Bernd van den Doren-
weerde zijn baljuwschap, hetwelk hij 7 November 1315 aanvaardde, niet
alleen in Amstelland c.a. uitoefende namens bisschop Guy, maar ook in
Gooiland. Op Gooiland of Naardingland hebben de bisschoppen nimmer
landsheerlijke rechten gepretendeerd, De rechten, welke de baljuw al
daar uitoefende, waren de rechten, welke de Amstels er reeds ten tijde
van Floris IV en Willem II, toen Gooiland nog onder hét gezag van
de abdis van Elten stond, hadlden en tenslotte moesten afstaan aan
Floi'is V, die het gebied van de abdis in erfpacht verkregen had. Zij
hadden deze rechten verkregen bij brieven van Rooms-koning Willem,
den paus, den abt der St. Paulusabdij te Utrecht en door aankoop
83
buiten verlof van de abdis van Elten van leenmannen der abdis, en
mogelijk ook uit anderen hoofde. 19Hoe men zich de onderlinge ver
houding tussen de abdis en de Amstels moet voorstellen, laten wij in het
midden. De bevoegdheden van Bernd van den Dorenweerde zijn geheel
dezelfde als die, welke een baljuw vanwege den landsheer in Naarding
land behoorde uit te oefenen. Het lijkt vreemd, dat deze rechten in
Gooiland inbegrepen zijn geweest in de belening van Guy van Avesnes
met de goederen van Amstel en Woerden, aangezien in de oorkonde
van 21 Mei 1300 slechts sprake is van al datgene, wat binnen het
Sticht gelegen was. Enklaar neemt aan, dat de heerlijkheid van Gooi
land tussen 20 October 1304, als wanneer de Hollandse graaf spreekt
van „onsen goeden luden van Ardingherlant", en hét tijdstip van de
ambtsaanvaarding door Bernd van den Dorenweerde bij een thans niet
meer bekende afzonderlijke oorkonde aan den bisschop overgegeven
is.20) Het zal dan wel na 's bisschops terugkeer uit de krijgsgevangen
schap geweest zijn. De heerlijke rechten in Gooiland zijn na den; dood
van den bisschop voorgoed aan den graaf van Holland gekomen. Nu
behoeft Gooiland o.i. geen overwegend bezwaar te vormen tegen her
plaatsing van de baljuwsrekening in het bisschoppelijk archief, aange
zien de toevallige vereniging in één persoon van de rechterlijke functiën
in Amstelland en Gooiland veroorzaakt heeft, dat de posten in een
zelfde rekening geboekt werden. De rentmeestersrekening vertoont geen
Gooilandse posten. Amstelland c.a. vormen in de administratie de
hoofdschotel.
De waarschijnlijkheid, dat de voor bisschop Guy van Avesnes be
stemde Amstellandse rekeningen na zijn dood 'in het archief der
Utrechtse bisschoppen bewaard gebleven zijn, totdat zij al dan niet
langs een omweg in de verzameling-Booth terecht kwamen, is groot, al
kan het absolute bewijs hiervoor niet geleverd worden. Het wil ons
onjuist voorkomen, dat mr Muller in 1890 gemeend heeft „de fout van
1317" te moeten verbeteren. Het staat immers geenszins vast, dat de
bisschop, die als landsheer en overleenheer der gebieden van Amstel en
van Woerden belang bij de rekeriingen had, deze uitsluitend als stuk
ken uit zijn particuliere archief beschouwd heeft. Particulier belang en
landsheerlijk belang waren ten nauwste met elkander verbonden.
A. JOHANNA MARIS.
1S) Berkelbach van der Sprenkel, Regesten, no. 480, geschied t.o.v. den domproost en
mannen.
19) Van den Bergh, II, no. 394 (1280 Mei 6), no. 399 (1280 Mei 14), no. 571 (1285
October 27) en no. 813 (1292 Maart 16), vergel. dr D. Th. Énklaar, Middel-
eeuwsche Rechtsbronnen van Stad en Lande van Gooiland, 1932, blz. 47.
20Dr D. Th. Enklaar, Geschiedenis van Gopiland, I, 1939, blz. 28.