56 voor de archivaris, die zich op de hoogte zou willen stellen van de archiefproblemen bij onze stamverwanten. Ook in deze jaargangen zijn uitsluitend historische studies verschenen, weliswaar gebaseerd op archiefonderzoek. De zesde jaargang bevat een studie door Maria M. Marais over „Armesorg aan die Kaap onder die Kompanjie, 16521795" met gebruik making van de archiefbronnen van het Kaapse archief en het kerkarchief te Kaapstad. Verder'het belangwekkende proefschrift van de jonggestorven Dr. D. J. Pieterse over de geschiedenis van het begin der mijnindustrie in Trans vaal, 18361886; n.l. van de Grote Trek tot de ontdekking van het Witwaterrandse hoof-drif met de stichting van de goudstad Johannes burg. Dr. Pieterse doet zowel op de prestaties van de afzonderlijke goud zoekers, als op de rol, die de Transvaalse regering bij de gebeurtenissen gespeeld heeft, het licht vallen. Behalve op gedrukte literatuur, steunt de studie op een uitgebreid archiefonderzoek, voornamelijk in het Staats archief te Pretoria. De zevende jaargang wordt geheel gevuld door het proefschrift van Dr. Anna J. Boeseken: ,,Die Nederlandse Kommissarisse en die 18de eeuse samenleving aan die Kaap een vervolg op een in 1938 uitgekomen publicatie van de schrijfster over het werk van de commissarissen aan de Kaap in de 17e eeuw. Terwijl voor deze vroegere studie ook het Koloniaal archief in Den Haag geraadpleegd was, heeft de schrijfster door de oorlogsomstandigheden zich moeten bepalen tot een archiefonderzoek in het Kaapse archief en het Landsarchief te Batavia. De werkzaamheid van de Commissarissen op het verschillend gebied van de Zuid-Afrikaanse maatschappij wordt zorgvuldig nagegaan, maar het beeld, dat door die werkzaamheid opgeroepen wordt, vertoont wel zeer negatieve trekken. M. A. P. ROELOFSZ. 57 BERICHTEN ALGEMEEN Rijksbegroting voor 1948. Voor de afdeling Archiefwezen is uitge trokken 528.231 (v. j. 504.650), waarvan 43.679 (v. j. 28.213) voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. De Memorie van Toelichting brengt de volgende bijzonderheden: Art. 287. Een adjunct-commies, een schrijver 1ste klasse en een schrij ver 2de klasse zijn vervangen door drie bedienden. Dat desondanks de post voor vast personeel gestegen is, moet worden geweten aan periodieke verhogingen en de opneming der nieuwe tijdelijke toelage van 10 In de post voor personeel op arbeidsovereenkomst is een bedrag van 10.000 opgenomen om een zestal personen in dienst te kunnen nemen om mede te werken aan een geforceerde vernietiging van archiefstukken, die niet voldoende historische betekenis hebben om blijvend bewaard te worden, en aan opruiming van onbeschreven bladen, die in de oudere archieven dikwijls bij grote hoeveelheden voorkomen. Het doel van deze geforceerde vernietiging is tegemoet te komen aan het steeds nijpender worden- van archiefruimte. Nu er van het bouwen van nieuwe archief bewaarplaatsen voorshands wel geen sprake zal kunnen zijn is het nood zakelijk de ruimte in -de bestaande gebouwen tot het uiterste te benutten. Ook uit het oogpunt van verwerving van materiaal voor de fabricage van nieuw papier is deze vernietiging een zaak van belang. Art. 288. De kredieten voor materiële uitgaven voor de Rijksarchieven zijn steeds buitengewoon laag gehouden, ondanks de voortdurend stij gende prijzen. Deze toestand is onhoudbaar geworden. Het is in vele gevallen nauwelijks meer mogelijk de dienst gaande te houden. Enige verhoging is thans dan ook onvermijdelijk geworden. Vooral voor de posten voor verwarming en schoonhouden- van gebouwen, maar in meer dere of mindere -mate ook voor andere onderdelen -geldt dit. Ook de kos ten van huren, onderhoud en exploitatievoorzieningen door bemiddeling van de Rijksgebouwendienst zijn aanmerkelijk verhoogd. Art. 291. Enige jaren voor de oorlog heeft de toenmalige ambtsvoor ganger -van de ondergetekende in verband met een destijds ontstaan ver schil van gevoelen de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publica ties opgeheven. Hoewel plannen om tot een gereconstrueerde commissie te geraken in overweging werden genomen, waren deze bij het uitbreken van de oorlog nog niet tot uitvoering gekomen. Ten einde te voorkomen dat zij tijdens de bezetting zouden worden geleid in ongewenste richting zijn ze aangehouden. Het bureau is blijven doorwerken aan verschillende delen, die reeds aangenomen of in voorbereiding waren, maar moest daar bij de steun -van een deskundige commissie ontberen. Thans is de toe stand zo geworden dat herinstelling van een commissie dringend nodig is. De kosten daarvan behoeven voorshands niet hoog te zijn; een bedrag van 500 voor reis- en verblijfkosten der te benoemen leden der com missie mag voorshands voldoende geacht worden. Art. 292. In verband met de hiervóór met enkele woorden geschetste

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1948 | | pagina 33