52
terugvinden in de voorbeelden, die de heer Smit aanhaalt. Maar het is
duidelijk dat alleen de factor 3 bij een behandeling van de voorgeschie
denis der weeskamers te pas komt.
Er is in deze ontstaansgeschiedenis dus wel op algemene factoren te
wijzen. Maar ook zijn er van de aanvang af divergerende tendenties,
gegeven in de groei van het graafschap Holland uit onderscheiden delen:
een verscheidenheid, die de landsheer wijselijk in wezen heeft gelaten.
Hoever ging nu de verscheidenheid in dit praktische opzicht? Dat er tot
het eind toe belangrijke verschillen bleven in het erfrecht is bekend;
maar ook in de organisatie en werkwijze der weeskamers? De schr.
spreekt zich bij herhaling in positieve zin hierover uit en weet ook gege
vens voor dat oordeel bij te brengen. Iemand die zo lang in de wees-
kamerarchieven gewerkt heeft is gerechtigd met gezag hierover te spre-
keni. Toch voelt men enige neiging te vragen, of die apartheid van elke
afzonderlijke Kamer niet meer in uiterlijkheden dan in wezen bestond.
Het was een oud-Nederlands individualiserend trekje, elke instelling
gaarne als volkomen „einmalig", individueel, onvergelijkbaar voor te stel
len: een trek ook uit zuiver materialistische factoren wel verklaarbaar.
Maar als men dan ziet met welk een gemak de schrijvers over het burger
lijk recht de algemene trekken van het „weeskamerrecht" bespreken, gaat
men geloven dat ook hier „meer gelijk dan eigen" was en dat men,
zonder het bijzondere te verwaarlozen, toch wel algemene trekken mag
doen uitkomen, gelijk trouwens de heer Smit de eerste is om te doen.
In sterke mate heeft in de ontwikkeling der overheidsfuncties navolging
en ontlening plaats. Zo is het thans en zo was het ook in vroegere
eeuwen. De voorstelling, dat de instelling en reglementering ener wees
kamer tot de regelmatige attributen van een stads- of plattelands-
magistraat behoorde, 'heeft de handelingen b.v. der baljuwsvierscharen,
die ook zo graag „magistraat" over hun gebied wilden zijn, beheerst.
Dat bij een behandeling van zo vele bijzonderheden als hier te pas
komen wel enkele abuizen en dulbia insluipen is te begrijpen. Ten gerieve
van den nauwkeurigen lezer noteren wij er enkele die ons opvielen:
bl. 23. De handvesten van Vrouw Margriet zijn reeds na enkele
jaren vervallen (zie b.v. Ph. van Leiden, De Cura Reipublicae et sorte
principantis, casus LXXVIII); maar men kan ze nochtans aanhalen, want
zij werden onder de Republiek gewoonterechtelijk als geldend recht
beschouwd.
bl. 17. Voor „Warmond, Woubrugge en Esselijkerwoude" uiteraard te
lezen: Warmond, Alkemade en Esselijkerwoude" (vgl. bl. 4445).
bl. 20 n. 3, en bl. 2223. Het ds niet juist dat Rijnland in de zestiende
eeuw het sdhependomserfrecht invoerde; slechts in de rechtsvordering, de
rechtspraak werden de azingen met hunne geburen door schepencolleges
vervangen.
bl. 6263. Met het „regeeringsreglement", waarop Bodegraven zich
beriep wordt zeker gedoeld op het voor elke gemeente afzonderlijk vast
gestelde bestuursreglement op grond van het Departementale bestuurs.
reglement van 1801. Deze reglementen zijn veelal slechts in handschrift
53
(in het archiel der provincie Holland, soms ook in het gemeente-archief)
bewaard.
Wie kennis neemt van de uitgebreide administratie, die in vroegere
en latere tijden van deze weesboedels is gevoerd, wordt wel eens aan
taferelen van Dickens herinnerd. Is ook hier niet bij herhaling geadmi
nistreerd om te administreren, om de zaken omvangrijk en ingewikkeld
te maken, met de daaraan vastzittende gevolgen van emolumenten en
diergelijke materiële bijzonderheden? Een drukkende vraag, mede om de
gevolgtrekkingen die zij ook bij vergelijking met eigen tijden wel eens
oproept.
En de omvangrijke bemoeiingen die van archivist-en zoals de heer Smit
voor deze weeskamer-arehivalie zijn gevraagd, waren deze voor de histo
rie gerechtvaardigd? Hierop kan men gelukkig met een volmondig ja ant
woorden. In de boedelpapieren schuilt een schat van materiaal, niet
slechts voor den onderzoeker van personen en geslachten om huns zelfs
wil, maar ook voor hem die belangrijke of belangwekkende specimens
van het vroegere maatschappelijke leven verlangt te kennen. Het aardige
opstel, dat de heer Graswinckel over den stadhouderlijken dienaar De
Brienne publiceerde, bijna geheel op grond van weeskamerstukken, is daar
om het te bewijzen. Maar een dergelijk resultaat is niet zonder moeite te
bereiken. Verwarde boedelpapieren kunnen den ordenaar en beschrijver
tot wanhoop brengen. Kwam het met de volumineuze Leidse weeskamer
niet zover, dat de gemeentelijke archiefcommissie meende te moeten in
grijpen en den archivaris Dozy tot afwerking van een zeker aantal boe
dels per jaar verplichten? Pijnlijk voor den betrokken functionaris, maar
weldadig in de gevolgen.
Nog een andere opmerking. Uit de lotgevallen èn van de weeskamer-
archieven èn van het archief der commissie tot liquidatie (welk laatste
archief nu ook zijn eindbewerking heeft ondergaan) blijkt wel, hoe
precair het lot is van afgestorven administraties, die door beheerders van
contemporaine archieven niet meer met belangstelling en kennis van zaken
behandeld kunnen worden, doch welker overdracht aan instellingen,
speciaal voor afgesloten archieven ingericht, wordt nagelaten. Een onder
vinding die tot lering kan strekken ook voor hedendaagse verschijnselen,
zoals het Beheersinstituut en dergelijke instellingen, die binnen afzien
bare tijd tot het verleden zullen behoren. Tijdige inrichting van een tak
van archiefdienst speciaal tot opneming en verzorging van zulke afge
sloten bestanddelen juist uit de jongste tijd kan voor de toekomst veel
moeite en geld besparen.
De heer Smit komt in dit verband te spreken op de zijns inziens gebrek
kige functie' der kleinere gemeenten als archiefbewaarders en -beheerders.
De gedachte van mr. van Meurs, dat het Rijk alle archieven tot zich
diende te nemen en deze slechts „teruggeven" aan die gemeenten, waar
behoorlijke verzorging door beroeps-archivisten gewaarborgd zou zijn,
vindt in hem een verdediger. Maar miskent iemand die zo spreekt niet
de hoge zedelijke waarde der autonomie? Niet als een recht dat naar