40
ingeleverd moesten worden. De Kerkeraad kwam in een schrijven van
2 Augustus met nieuwe argumenten aan: Het waren geen geboorte
registers, maar doopregisters, die altijd als privaat eigendom van de
Gemeente waren beschouwd ook door de voormalige regering des lands,
wat o.a. hieruit bleek, dat men wegens frauduleuze opgave nooit aan
een politieke, maar enkel aan een kerkelijke correctie onderhevig was. 20a)
De Kerkeraad meent daarom niet verplicht te zijn tot inlevering. Moch
ten er echter bepalingen van 's Rijkswege21bestaan, waarvan ihij onkun
dig is, dan verzoekt hij deze op te geven om zie in de acta te kunnen
insereren ter verantwoording tegenover hogere kerkvergaderingen en
tegenover hun opvolgers.
Intussen had op 1 Augustus een afgevaardigde van den adjunct-
maire zich vervoegd bij den koster van de Zuiderkerk en afgifte van die
doopboeken van die kerk verlangd. Op deze wijze lukte het echter den
Maire evenmin de doopboeken te krijgen. De gedachtenwisselingen tus
sen den Maire en de Kerkeraad blijven doorgaan en de eerste laat zelfs
de Classis bewerken door middel van den auditeur van den Staatsraad,
wiens schrijven zonder commentaar door de Classis naar de Kerkeraad
wordt doorgezonden. Op 16 Augustus 1811 richt de Kerkeraad een
schrijven tot den Maine met het aanbod desgevraagd altijd extracten
te zullen leveren uit 'de registers en met een zinspeling op een verzoek
schrift aan den Prefect. In zijn antwoord van 19 Augustus wijst de
Maire er op, dat de Prefect voor zover de begraafregisters aangaat
reeds zijn partij heeft gekozen, zodat een verzoekschrift zeker geen
resultaat zal hebben. Nogmaals eist hij de inlevering, nu binnen drie
maal 24 uur. In een schrijven 'van 21 Augustus zwicht tenslotte de Ker
keraad, „met uitdrukkelijke verklaring echter, dat de Kerkeraad door dit
besluit geensins wil geacht worden eeniger mate af te zien van deszelvs
sustenu, dat die doopboeken het uitsluitend en onmisbaar eigendom der
Nederduitsche Gemeente zijn en blijven, houdende de Kerkenraad het
aan zich om van deszelvs recht tot reclame bij tijd en wijle, des nodig,
gebruik te maken". Op 23 Augustus vond de afgifte tenslotte plaats.
Ook enkele andere kerkgenootschappen hebben zich niet goedschiks
bij de inlevering neergelegd. Op 24 Juli 1811 zond het Groot Consistorie
der Evangelisch-Lutherse Gemeente een protest aan den Maire, waarin
het zich beriep op de onmisbaarheid van de registers voor de diaconale
administratie. De overdracht van de registers 'heeft het nog weten uit
te stellen tot 14 Augustus. In een schrijven van 13 Augustus verklaarde
het echter uitdrukkelijk, dat de afgifte van dit eigendom hunner kerk
geschiedde „onder eerbiedige voorböhouding en uitdrukkelijke reserve
41
van 't recht hunner Kerk en Gemeente, om dezelve te kunnen recla
meeren, als dan wanneer 't aan hen of eenige andere Gemeente, tenge
volge van eenige nader te doene demarches gelukken mocht, hare bezwa
ren bij hooger beroep, met eene gunstige uitkomst bekroond te zien.'
Ook de Kerkeraad der Verenigde Doopsgezinde Gemeente beriep zich
op de diaconale administratie, die in de war zou raken. Bovendien merkte
hij op, dat uit den aard der zaak de inschrijvingen in de registers zeer
onvolledig waren.22) In een brief van 1 Augustus vroeg hij nog een week
uitstel, daar de registers nog niet overgeschreven waren.
Van 26 Juli 1811 dateert een sdhrijven van de Parnassims van de
Hollandse Portugees-Israëlitische Gemeente aan den Maire, waarbij zij
betogen, dat 'hun geboorteregisters in het Portugees zijn gehouden en
bovendien voor hen al vrij moeilijk te raadplegen zijn, wat voor buiten
staanders nog in veel grotere mate geldt; zij bieden daarom aan een
Hollandse copie te laten maken en desgewenst telkens legale afschriften
uit de oririnele registers te zullen geven. Dit voorstel moet door de stad
aanvaard zijn. Al van ouds berustte bij de Burgerlijke Stand een Hol
landse copie van 'het geboorteregister dezer Gemeente. Daarnaast bevin
den zich tegenwoordig op het gemeente-archief ook nog Portugese
besnijdenisboekjes. Wanneer deze overgedragen zijn, is niet bekend. In
1811 heeft de Maire geen inlevering hiervan gevraagd23) en in 1874
komen zij niet voor in de Inventaris van het Amsterdamse archief.
Van 28 Juli 1811 dateert een schrijven van de Parnassims van de
Hoogduitse Gemeente, waarin deze verklaren alle sterfregisters van 1669
af alsmede de geboorteregisters en de lijsten van de respectieve besnij
ders, voor zover in hun bezit, 'ingezonden te hebben. Een gedeelte van
de besnijdenisregisters was n.l. al in Februari 1811 bij de stad inge
leverd (waarschijnlijk in verband met de conscriptie), een ander gedeelte
berustte nog bij de besnijders. De besnijdenisregisters, die zij nog in
handen zouden krijgen, beloofden zij successievelijk te laten volgen. Zo
werd op 27 November 1823 door Hirchel Lehren, besnijder der
Gemeente, een nota van de door hem besneden kinderen van 1808 tot
1810 op de Burgerlijke Stand gedeponeerd.'24Dat ook nog andere
besnijdenisregisters niet zijn ingeleverd, blijkt uit een besnijdeniscertifi
caat van 18 Januari 1811, dat enige jaren later door den besnijder
B. Stokvis afgegeven werd.25) In hoeverre deze vrijwel uitsluitend in de
Hebreeuwse taal geschreven registers op volledigheid mogen bogen, is
voor iemand, die niet bekend is met deze taal, moeilijk .na te gaan.
Op 29 Juli 1811 antwoordde de Armenische Gemeente den Maire
naar aanleiding van het inleveringsbevel, dat zij geen geboorte- of doop
registers bezat.
21a) Dit is niet geheel juist, zoals blijkt uit een geval van 1694. Op 29 April werd
Engeltie Hendriks, gevangen genomen wegens een valse aangifte van de namen
van vader en getuige bij de doop van haar onecht kind op 9 Februari 1694 in
de Nieuwe Kerk, verhoord. Ook de twee vrouwen, die het kind ten doop hadden
gebracht, werden opgepakt en de zaak vervolgd.
21Over het ontbreken van zo'n bepaling, zie mr S. Muller Fzn in het Archievenblad
blad van 1917/18.
22) Vele Doopsgezinden lieten hun kinderen niet inschrijven.
23) Op 12 Juli 1811 bepaalde de Maire, dat inlevering van de besnijdenisboeken zou
moeten plaats vinden. Op 18 Juli wijzigde hij dit echter in geboorteregisters.
24) Besnijdenisregister nr. 94. 25) Besnijdenisregister nr. 78.