86
De Duitschers stelden n.l. een ruil van archiefstukken voor; een gedeelte
van het Huisarchief, dat volgens het herkomstbeginsel beter in het Staats-
archiv te Wiesbaden zou kunnen worden geplaatst, moest geruild wor
den tegen stukken uit dit archief, welke dan naar Den Haag zouden
worden overgebracht. De Duitschers lieten zich bij hun voorstellen blijk
baar leiden door de bepalingen van den ruil van archiefstukken tusschen
Nederland en Pruisen, welke in 1926 had plaats gevonden, doch zij
zagen over het hoofd, en Japikse werd niet moede hun dit aan het
verstand te brengen, dat een ruil in vredestijd niet te vergelijken is met
een gedurende een bezetting, waarbij bovendien de goedkeuring van de
Koninklijke bezitster niet kon worden verkregen.
In September 1941 werden alle eigendommen van de levende leden van
het Koninklijk Huis geconfisceerd en toen werd er eerst recht ernst ge
maakt met den ruil. Als steeds te voren verzette Japikse zich met kracht
en deed, tot wanhoop van de Duitschers, alsof hij niets van het herkomst
beginsel begreep, waardoor de ruil steeds maar werd uitgesteld. Om
streeks Kerstmis 1942 was het zoover, dat een aantal kisten met voor den
ruil bestemde archivalia voor verzending gereed stond, toen' Japikse bij
toeval vernam, dat, als gevolg van een overeenkomst tusschen Mussert
en Hitier, geen archivalia en boeken meer uit Nederland naar Duitsch-
land zouden worden weggevoerd. Ijlings liet hij de kisten uitpakken en
de stukken weer op hun plaats in het depót zetten. Deze handelwijze
berokkende hem groote onaangenaamheden, welke culmineerden in een
telefoongesprek met Wimmer, dat, onder bedreiging met de S.D., Grüne
Polizei enz. het bekende recept abrupt werd afgebroken. Japikse
heeft zich toen bij het wegvoeren moeten neerleggen; de stukken hebben
Wiesbaden nimmer bereikt, doch zijn in de vesting Ehrenbreitstein opge~
borgen, vanwaar zij, in twee partijen, in den loop van 1945 naar Den
Haag zijn teruggebracht. Helaas heeft hij dit niet meer mogen beleven.
Er is wel eens beweerd, dat Japikse ,,deutschfreundlich" was en ter
staving van dit beweren wijst men er op, dat hij in „Das Niederlande-
buch een artikel zou hebben geschreven. De waarheid is, dat een ver
anderde copie van een in 1925 verschenen artikel in de „Schriften des
Holland Instituts" zonder zijn voorkennis in het nazi-blad werd overge
nomen. Een feit is het, dat als gevolg van zijn objectiviteit, de vóór-oor-
logsche Duitsche geschiedeniswetenschap bij hem in hooge achting stond
en dat enkele zijner werken in het Duitsch vertaald zijn. Maar dit alles
geschiedde langen tijd voordat het nazi-dom zijn kop opstak. De haat
tegen dit regiem groeide dagelijks bij hem; hoe kon het ook anders, waar
hij in zijn kleine familiekring de gruwelijke consequenties van de Joden
vervolging moest ervaren, toen zijn schoonzoon daarvan als slachtoffer
viel.
Ondanks al dit verdriet en desillusie hield hij het hoofd hoog; hij bleef
een vraagbaak voor velen en het was steeds een voorrecht dezen man,
die door zijn moeilijke karaktereigenschappen zijn vriendenkring steeds
kleiner zag worden, op te zoeken in zijn stille werkkamer in het Konink
lijk Huisarchief, waar hij, alle kleingeestige bepalingen van de bezetters
ten spijt, omringd was door de afbeeldingen van de leden van het
87
Koninklijk Huis, en waar de vertrouwde Oranjesfeer al die lange bezet
tingsjaren was blijven heerschen. De bevrijding, met den terugkeer tot
meer normale tijden, heeft hij niet meer mogen beleven; zijn immer
wankele gezondheid was oorzaak, dat hij aan de ziekte, welke hem in
het vroege voorjaar van 1944 overviel, geen weerstand kon bieden, en
den 13d en Maart van dat jaar overleed hij, na een kort ziekbed, in den
ouderdom van 72 jaren. Een werkzaam leven van een begaafden histo
ricus werd hiermede afgesneden.
D. P. M. GRASWINCKEL.
Den 2den Februari 1946 is te Kampen overleden mej. C. J. Wekker,
archivaresse der gemeente Kampen, zij die vele jaren lid is geweest van
onze Vereeniging.
Clara Johanna Wekker werd geboren te Alkmaar 27 Maart 1882 als
dochter van den lateren Directeur-Generaal van den Rijkswaterstaat,
wijlen ir. J. W. Wekker. Na haar schoolopleiding te Alkmaar, Rotter
dam en Zwolle zette zij hare studie voort in Duitschland en Zwitserland.
Aanvankelijk bestemd voor het onderwijs, werd zij door een toenemende
doofheid verhinderd daarbij practisch werkzaam te zijn; dientengevolge
werd zij in 1908 aangesteld bij het Haagsche gemeentearchief, toen onder
leiding van dr. H. E. van Gelder, een werkkring, die zij twee jaren heeft
mogen vervullen. Hierop volgde in 1910 een aanstelling als adjunct-
commies bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, meer in 't bij
zonder bij de commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën en wel
onder leiding van prof. dr. H. T. Colenbrander. Hier deed zij zich ken
nen als iemand van degelijke studie, vlijtige werkster, die onverdroten
steeds opgewekt voortging met hetgeen zij op zich had genomen, zonder
ooit het werk eentonig of vervelend te vinden. Zes jaren was zij hier
werkzaam en bewerkte o.m. de brieven van de Oost-Indische Compagnie
vanaf de oprichting tot het jaar 1700 en deed zij veel ten behoeve
van de uitgaven der Linschoten Vereeniging. Op 1 September 1917 be
noemd tot archivaresse der gemeente Kampen inplaats van mr. J. Nan-
ninga Uitterdijk, was het zeker voor haar geen gemakkelijke taak iemand
als mr. Nanninga Uitterdijk op te volgen, te meer waar zij bij de aan
vaarding harer taak gesteld werd voor een geheel nieuwe zienswijze in de
beschrijving en inventarisatie inzake onze oude archieven. Na een voor-
loopige ordening van verscheidene archieven en losse stukken, waarmede
eenige jaren gemoeid waren, was de werkwijze van mej. Welcker er
vooral op gericht, het archief voor belangstellenden toegankelijk te
maken. 1) Haar belangstelling voor genealogie en heraldiek was er niet
vreemd aan, dat zij zich zette aan het indiceeren van doop- en trouwboe
ken, lidmatenboeken, registers van voogdijstellingen etc., zoodat zij ge-
IN MEMORIAM MEJ. C. WELCKER
1) Voor een overzicht van hare werkzaamheden te Kampen, maakten wij dankbaar ge
bruik van een artikel van den heer J. Don, voorkomende in Strijdend Nederland van
4 Februari.