56 In een bestuursvergadering, in Juli 1937 te Deventer gehouden, legde ik een concept over voor een adres aan den Minister van Algemeene Zaken, welk concept ik had besproken met den Secretaris-Generaal bij diens departement. Deze had de indiening van den brief niet ontraden, want hij zag er wezenlijke voordeelen in voor het Rijksarchiefwezen, maar hij gaf toch weinig hoop, dat minister Colijn gunstig over ons ver zoek zou denken. De Minister had weliswaar den Hoogen Raad van Adel onder zijn departement gebracht, maar het was niet zijn bedoeling, een dienst van den omvang van het Rijksarchiefwezen onder te brengen bij een ministerie, dat toch eigenlijk alleen voor de algemeene leiding was ingesteld en niet over ambtenaren beschikte, die zich met de admini stratie van bijzondere diensten zouden kunnen bezighouden. Op grond van deze overweging, maar vooral ook omdat in het Bestuur sterk werd gevoeld het door onzen Redacteur in den laatsten zin van zijn kroniek onder woorden gebrachte bezwaar tegen de afscheiding van het Departe ment van Onderwijs, K. en W., is toen besloten, den brief niet te ver zenden. De geschiedenis van de daarop gevolgde jaren heeft geleerd, dat dit besluit niet onverstandig is geweest, maar toch zou ik aan mijn mede leden, die in actieven dienst zijn, den raad willen geven om het door Fruin aangegeven algemeene karakter van het Rijksarchiefwezen nooit uit het oog te verliezen. Hier volgen enkele gezichtspunten uit het destijds geconcipieerde, maar niet verzonden adres. Na een weergave van het standpunt van prof. Fruin werd er in betoogd, dat vooral bij de nieuwe archieven, bepaaldelijk die, dateerende van na de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden, het belang, dat de archieven hebben voor wetenschappelijk onderzoek, achterstaat bij het belang van den Staat, dat verschillende takken van den Staatsdienst er inlichtingen uit kunnen ontvangen. Vervolgens werd er op gewezen, dat de overname door de Rijksarchivarissen van nieuwere archieven en verschillende maatregelen ten behoeve van nog niet overgenomen archie ven het best zouden worden behandeld door een algemeen departement. Er werd aan herinnerd, dat zoowel provincies als gemeenten de archief zaken veelal tot de algemeene rekenen. De conclusie was, dat tegen de moeilijkheden, aan de overbrenging van den Rijksarchiefdienst naar Alge meene Zaken verbonden, zou opwegen het nut, dat de Staat zou kunnen trekken, vooral wat zijn nieuwere archieven betreft, van de losmaking van het Rijksarchiefwezen van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen1), ,,die andere doeleinden nastreeft dan die, waarvoor de archieven in de eerste plaats zijn bestemd". Neen, bij de Kunst en Natuurbescherming hooren we niet thuis. En bij de Oudheidkunde? MARTENS. 57 De archiefverzorging dec overheidsinstanties is de titel van een artikel van den heer P. Noordenbos in Gemeentelijke documentatie en secre tarie-organisatie van Juni 1946 (no. 101). Het K.B. van 24 September 1823 no. 7, houdende voorschriften voor de „inrigting van de bureaux der onderscheidene Departementen van algemeen bestuur en de volbrenging der bij dezelve te verrichten werkzaamheden" schreef in art. 20 een rang schikking der stukken in een tijdrekenkundige orde voor, ingevolge de dagteekeningen en nummers der algemeene agenda's. En om allen twijfel uit te sluiten was aan dit artikel nog toegevoegd: ,,en nimmer naar de verschillende onderwerpen (par ordre des matières)". Over zaaksgewijze ordening werd niet gesproken, maar het zal stellig niet de bedoeling zijn geweest deze ordening toe te laten, waar de chronologische zoo uitdrukke lijk op den voorgrond werd geplaatst. Formeel reeds lang overwonnen, als door de praktijk buiten werking gesteld, is het principe nu ook officieel ter zijde gesteld. De gedachte van het K.B. om in de archieven der departementen systeem te brengen is niet bereikt. Het hield geen rekening met de ontwikkeling der admini stratie, vooral in deze eeuw. „Methoden, die voldeden toen een duizend brieven per jaar uitgingen, kunnen een belemmering vormen wanneer er honderdduizend per jaar uitgaan". Dit is thans ingezien en in 1945 is een interdepartementale commissie ingesteld ter bestudeering van het vraagstuk der reorganisatie van de post en archiefbehandeling op de departementen. Dat deze commissie spoedig met haar arbeid gereed kwam en zich heeft uitgesproken voor de toe passing van het dossierstelsel wijst op den voortgang, die de gedachte der zaaksgewijze ordening heeft gemaakt. De heer Noordenbos wil echter niet aannemen dat een juiste toepassing van het dossierstelsel hiermee reeds verzekerd is. „Er zijn nog zooveel problemen aan verbonden, dat gerust mag worden aangenomen, dat hier nog slechts een eerste schrede is gezet op den weg die leidt naar betere toestanden op het gebied van archief verzorging." Eén punt verdient bijzondere aandacht, n.l. de positie, die de archief verzorger in de administratie dient in te nemen. Bij de ministeries doen zich t.a.v. het archiefpersoneel dezelfde moeilijkheden voor als bij de archiefverzorging van gemeentelijke en provinciale archieven, te weten geringe waardeering in het algemeen dezer werkzaamheden en daardoor het niet op juiste waarde schatten van het werk der archiefverzorging. Gebroken moet worden met de gewoonte „om ambtenaren, die op andere afdeelingen niet blijken te voldoen, zonder meer te werk te stellen in het archief". Deze uitspraak der genoemde commissie typeert de mentaliteit, die er vrij algemeen bestond, en nog wel bestaat ook, ten opzichte van de waardeering van het archiefwerk. Het is verheugend dat nu een uitspraak is gedaan die getuigt van meer waardeering en die tevens den weg opent voor mogelijkheden van een meer uniforme verzorging der archieven van overheidsadministraties. Schrijver hoopt, dat het door de lagere organen aangevangen werk door de hoogere zal worden voortgezet. De zelfstan digheid van een archiefafdeeling is in een goed georganiseerden dienst Deze indeeling is overigens min of meer internationaal. Bij het geallieerde leger in Duitschland is een sectie voor monumenten, kunst en archieven, belast met de recuperatie; het Britsche Committee on the preservation and restauration of works of art, dat een rap port over Italië uitgaf, had ook een afdeeling voor archieven (N. v. d. R.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 32