32
bewaart ter wille van het historisch onderzoek hoezeer de werkelijk
heid anders schijnt te zijn, maar wel om de schriftelijke neerslag van
haar handelingen als bewijsstukken te bewaren en beschikbaar te houden.
Dat geldt evenzeer voor archieven van reeds lang opgeheven openbare
besturen en regeeringsorganen als van thans nog vigeerende bestuurs
organen. Sta mij toe om even uit de abstracte sfeer van beginselen te
komen tot enkele concrete, tastbare feiten ter adstructie.
Als ik sta tegenover het tractaat van den vrede van Münster en de
beide exemplaren van de ratificatie van die vredesvoorwaarden door den
Spaanschen koning Philips IV, dan realiseer ik mij, dat de Regeering
deze stukken bewaart want zij is het immers, die hen bewaart
omdat deze het bewijs bevatten van de erkenning der zelfstandigheid der
Nederlandsche gewesten en de onafhankelijkheid van deze gewesten van
de Spaansche monarchie, zooals die in 1648 tot stand kwam. Tegelijker
tijd vormen deze stukken een historische bron. Maar het is niet op de
eerste plaats om het historische karakter doch om het juridische, dat deze
stukken hebben, dat de Regeering bezorgd is om hun veilige bewaring.
Zouden zij slechts als historische bron waardeering verdienen, dan zou
den zij even goed bewaard kunnen worden -b.v. in een historisch semi
narium van een der universiteiten.
Stel ik mij tegenover de retro-acta van den Burgerlijken Stand b.v., dan
realiseer ik mij te staan tegenover de bewijsstukken van mijn en ander-er
Nederlanderschap. Het is niet alleen een aangelegenheid van goede
politie voor de Regeering om voortreffelijke bevolkingsregisters in te
richten -en bij te houden, het is ook een recht van mij als onderdaan om
mijn vaderlanderschap en dat van mijn voorgeslacht te kunnen bewijzen,
waartoe ik de gegevens slechts aan de Burgerlijke Stands-registers en
aan de retro-acta daarvan kan ontleenen. De doop- en trouwboeken zijn
derhalve niet op de eerste plaats bronnen voor het historisch, in casu
genealogisch onderzoek, maar in zekeren zin rechtsbronnen. Daarom
bewaart de Regeering deze archivalia.
Een voorbeeld ontleen ik nog aan het feit, dat een der ambtenaren
van den Rijkswaterstaat eenige jaren geleden op grond van uit grafelijke
leenregisters geputte bewijzen -de aanspraken van het Rijk op bepaalde
veerrechten in de nabijheid van G-orkum met succes tegenover bestrijders
kon verdedigen en da-armee aan (het Rijk een uitgave van naar ik meen
drie maal honderd duizend gulden kon besparen.
Toen de pastoor van Ossendrecht eenige jaren geleden een processie
hield langs de openbare straat en de heer Lingbeek den Minister van
Justitie daarover in de Tweede Kamer interpelleerde, had deze Minister
de bewijsstukken betreffende het recht op het al of niet houden van
processies te Ossendrecht te zoeken in cle oude archieven van zijn depar
tement, die berusten in een rijksarchief-bewaarplaats.
Ik ben mij er van bewust, dat ik ver heb uitgehaald over deze vraag,
maar ik had er geen behoefte aan deze feiten te etaleeren, die immers met
talrijke andere en wellicht nog meer sprekende kunnen worden aange
vuld, doch wel om zoo duidelijk mogelijk te maken, dat het een taak van
33
de Regeering als zoodanig is haar archieven -te bewaren. Een integrale
taak. Dus niet een cultureel gerichte overheidsbelangstelling voor het
historisch onderzoek als pure wetenschap. Dit laatste slechts als toevallig
zij het uiterst belangrijk gevolg van de eerst genoemde taak.
Maar als dat zoo is en het is naar ik geloof niet aan twijfel onder
hevig, al is dan de schijn der werkelijkheid daartegen dan is ook de
taak van den Rijksarchiefambtenaar duidelijk bepaald. Dan is hij niet
op de eerste plaats historicus maar, als ik het zoo noemen mag, verleng
stuk van de Regeering. Dan -treedt de Regeering in hem op. Dat ook
maakt het publiekrechtelijk karakter van zijn ambt uit en bepaalt zijn
positie in het maatschappelijk geheel. Het behoeft, dunkt mij, geen nader
betoog meer, dat dit ambt den rijksarchiefambtenaar onderscheidt Van
zijn vakgenooten, die in andere ambtsbetrekkingen staan. Ik maak hier
ook uitdrukkelijk onderscheid tusschen de gemeentelijke ambtenaren en
die, welke ten behoeve van gemeentelijke en andere archieven aart
provinciale besturen verbonden zijn. Niet omdat hun ambt het publiek
rechtelijke karakter zou missen, even-min omdat zij ambtenaren zijn van
lagere organen dan de Staat, maar omdat althans zeker voor wat de
gemeentelijke ambtenaren betreft zij uit den aard van hun positie in de
gemeenschap van burgers, waarvan zij de archieven hebben te beheeren
en verzorgen, naast de taak die met die der rijksarchiefambtenaren over
eenstemt nog een geheel andere taak hebben, en metterdaad veel meer
historicus beihooren te zijn en dragers van de traditie, bewaarders van
allerlei voor het stedelijk cultuurleven belangrijke bronnen. Ik geef toe
dat deze scheidingslijn niet scherp is en op zichzelf wellicht onvoldoende
gemarkeerd om een onderscheiding tusschen rijks- en gemeentelijke
archief ambtenaren te motiveeren. Maar daarnaast staat het feit, dat het
corps van rijksarchiefambtenaren een gesloten geheel is, terwijl de aan
Nederlandsche gemeenten verbonden archiefambtenaren te samen geen
corps in eigenlijken zin vormen, doch slechts een groep vakgenooten, die
in gelijke functie onafhankelijk van elkaar werkzaam zijn.
Indien nu -het corps rijksarchiefambtenaren werkelijk een gesloten en
organisch geheel is, dan brengt dat deze consequentie mede, dat bij elk
der leden van het corps het besef levendig behoort te zijn, dat hij deel
uitmaakt van een geheel, dat hij derhalve de beteekenis van zijn geroepen
zijn tot den rijksarchiefdienst moet zien in het verband, waarin hij door
zijn benoeming zou het haast niet beter zijn te spreken van beroe
ping is geplaatst geworden. Ongetwijfeld is de -benoeming het gevolg
geweest van bepaalde persoonlijke eigenschappen, maar de benoeming
had toch stellig niet plaats om -hem als individu (wel als persoonlijkheid
natuurlijk) te werk te stellen. De rijksarchiefdienst is een organisme, samen
gesteld naar ik berekende uit ongeveer 70 personen"), die ieder hun
eigen functie hebben te vervullen, opdat het geheel als organisme, als rijks
archiefdienst zal kunnen functioneeren. Ieder vervult een onmisbare taak,
al is dan de beteekenis van die taak ongelijk. Een groot gedeelte van
17) Vgl. de Rijksbegrooting voor 1947 onder hfdst. VI art. 227 vlg.