24 ligt. De afdeeling is volgens haar te klein om iets te bereiken. Zij vreest, dat een meer zelfstandig leven van de afdeeling een cliquegeest zal doen ontstaan. De heer Bloemen stelt hiertegenover, dat het corps rijksarchief- ambtenaren juist geen clique, maar een organisch geheel is, dat door gemeenschappelijke belangen en een gemeenschappelijke taak een goede kern vormt tot kweeking van de door hem voorgestane corps- en geen cliquegeest. Mej. Korvezee ziet geen verschil tusschen de staatsrechtelijke verhouding van de gemeentearchiefambtenaren tot hun superieuren öf die van de rijksarchiefambtenaren tot de overheid. De heer Bloemen ziet daarentegen in de gemeenteambtenaren slechts een groep, in de rijks- ambtenaren een organisme. De heer Heerma van Voss neemt nu het woord. Hij oefent scherpe kritiek op de houding van den heer Van 't Hoff. Hij begrijpt zijn bezwa ren tegen het afdelingsbestuur niet en verklaart deze uit het feit, dat de heer Van 't Hoff deze actie tot reorganisatie voelt als een aanslag op het beleid van het algemeen bestuur en op de groote vereeniging. De heer Heerma van Voss legt er den nadruk op, dat ook hij met zijn exposé zeker niet het bestaan der Vereeniging heeft willen aantasten, noch opzettelijke tegenstellingen heeft willen scheppen, noch een splitsing in de Vereeniging heeft willen brengen. In plaats van zooals mej. Korvezee de afdeeling te klein te achten om iets te bereiken, oordeelt hij juist de groote vereeniging te groot te zijn voor een meer intensieve actie. Orga nisatorisch wil de heer Heerma van Voss geen verandering, maar wel uitbreiding van de werkwijze van de afdeeling, ook buiten de materieele steer terwijl tevens de materieele kant voor uitbreiding vatbaar is Dit is echter mogelijk binnen de organisatorische vormen van de Vereeniging. blechts schrapping van het woordje materieel uit de statuten is hier al voldoende. Nu is de Vereeniging een slag in de lucht. Ook de heer Bloemen verklaart nog eens uitdrukkelijk, dat hij zich met op het terrein van de groote vereeniging wil begeven. Voor de ver nieuwing van den geest, dien hij voorstaat, kan in de afdeeling van de rijksarchiefambtenaren reeds een kern aanwezig zijn. Het is mogelijk, dat deze actie ook voor de gemeentearchivarissen stimuleerend werkt.' Hij denkt zich den gang van zaken zoo, dat de afdeeling zich over de kwes ties beraadt, waarna praeadvies in de groote vereeniging wordt uitge bracht. Hij wil trachten de vereeniging in haar dan actieve afdeelingen nieuwe stutten te geven, in plaats van de wat de rijksambtenaren betreft, wel zeer vermolmde steunzuil. De gevoerde actie zou dan ook de ver eeniging als geheel ten goede komen. De heer Van t Hoff blijft zich echter tegen verandering verzetten en wenscht geen uitbreiding van de werkingssfeer van de afdeeling buiten het zuiver materieele. Ter versterking haalt hij de woorden van Prof. bruin aan, gesproken bij gelegenheid van een dergelijken wensch van de gemeente-ambtenaren naar reorganisalie in 1925. De heer Bloemen wenscht dit citaat echter te zien in den tijd, waarin het uitgesproken is. Sindsdien zijn twintig jaar verloopen en is de wereld wel iets veranderd. De heer Bloemen wijst er op, dat tal van vereenigingen het bestaan van 25 dergelijke afdeelingen met zelfstandig leven, die praeadviezen aan de algemeene vereeniging uitbrengen, kennen. Als voorbeelden noemt hij de Katholiek Wetenschappelijke vereeniging en de werkverbonden van de Partij van de Arbeid. Ook de heer Heerma van Voss sluit zich bij den heer Bloemen aan. Vooral uit practische redenen acht hij een aparte rijksarchief-afdeeling bestaansrecht te hebben. De gemeente-archivarissen kunnen zich immers op gelijke wijze organiseeren. De heer Heerma van Voss vraagt den heer Van 't Hoff hoe de alge meene vereeniging tegenover een andere werkwijze van de afdeeling staat. Alleen als een dergelijke werkwijze de vereeniging niet aantast, kan de heer Van 't Hoff zich bij den gang van zaken neerleggen. De heer Hardenberg oppert het denkbeeld om aan het streven naar vernieuwing tegemoet te komen door aan het woord: materieel, toe te voegen de woorden: ,,en specifieke archiefbelangen Vervolgens is aan de orde de verkiezing van een nieuw bestuur. Het afdeelingsbestuur onthoudt zich van 'het stellen van candidaten. De ver gadering stelt den heer Heerma van Voss candidaat voor het voorzitter schap. Deze weigert echter de candidatuur te aanvaarden. Daar de heer Bloemen zich niet meer candidaat wil stellen worden de heeren Groes- beek en Van de Ven candidaat gesteld. De stemming heeft tot resultaat, dat de heer Van de Ven met 12 stemmen tot voorzitter wordt verkozen tegen 6 stemmen, op den heer Groesbeek uitgebracht1). Daar bij de candidatuur van de twee overige nog te kiezen leden de aftredende leden bij hun besluit volharden, niet in het nieuwe bestuur zitting te nemen, trekt de heer Heerma van Voss zijn weigering in. Candidaat worden nu gesteld de heeren Heerma van Vos en Van der Gouw. Met 14 stemmen op den heer Heerma van Voss en 17 stemmen op den heer Van der Gouw (1 op den heer Formsma, 1 op den heer Bonder en 2 blanco) worden eerstgenoemden tot bestuursleden van de afdeeling gekozen. De heer Bloemen spreekt een dankwoord uit voor het in het aftredende bestuur gestelde vertrouwen en kan niet nalaten zijn spijt te betuigen over den soms minder heuschen toon, die tusschen hem en den heer Van 't Hoff voor en gedurende de vergadering bijwijlen heersc'hte en dien hij wijt aan eigen 'temperament. Nadat de twee aanwezige leden van het nieuw verkozen bestuur, de heeren mr. Heerma van Voss en Van der Gouw de leiding van de ver gadering overgenomen hadden, werden de volgende besluiten genomen: 1. De afd. sluit zich weer aan bij de Centrale voor Hoogere Rijks ambtenaren; 2. Tot afgevaardigden in de Vereenigingsraad der Centrale worden aangewezen de heeren mr. Groesbeek en Van der Gouw, de laatste als bestuurslid en als vertegenwoordiger van de tweede klassers; 3. Het bestuur wordt gemachtigd een bijeenkomst van de Rijks archiefambtenaren in Maart 1947, bij voorkeur te Utrecht, voor te bereiden. M. A. P. ROELOFSZ J) Na een bestuursvergadering op 23 November 1946 te Zwolle heeft Dr. A. J. van de Ven bericht, dat hij zijn benoeming tot voorzitter van de afdeeling niet kon aanvaarden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 16