22
Verslag van de vergadering der afd. Rijksarchiefambtenaren
op 19 October 1946 in Hotel Terminus te Utrecht.
De heer Bloemen opent de vergadering en geeft aan hoe hij zich het
verloop van deze vergadering denkt (voorlezing van zijn exposé over de
reorganisatie der afdeeling-koffiemaaltijd-discussie over de reorganisatie
bestuursverkiezing-aansluiting bij de Centrale van Hoogere Rijks
ambtenaren).
De heer Van 't Hoff vindt hierin aanleiding kritiek te oefenen op het
feit, dat er geen agenda is .Hij dringt er op aan, dat de beide laatste
punten, door den heer Bloemen genoemd, in ieder geval vóór een zeker
tijdstip ter sprake worden gebracht. De heer Van 't Hoff beschuldigt
den heer Bloemen deze punten niet op de agenda te hebben willen plaat
sen voor behandeling in de vergadering. Deze beschuldiging noopt den
heer Bloemen de brieven voor te lezen, die tusschen hem en den heer
Van t Hoff hierover gewisseld zijn. De zaak blijkt tenslotte op een mis
verstand te berusten en de heer Van 't Hoff verklaart zich tevreden met
de verzekering van den heer Bloemen, dat in ieder geval de beide punten
vóór het einde der vergadering in behandeling zullen worden genomen.
Echter kan dit pas geschieden, nadat de leden door de discussie over de
reorganisatiemogelijkheden zich een meening hebben gevormd over de
wenschelijkheid van het al- of niet voortbestaan der afdeeling.
De heer Bloemen gaat nu over tot het voorlezen van zijn referaat over
een reorganisatie der afdeeling.1) Aan het slot leest hij de ingekomen
antwoorden voor, die binnen zijn gekomen op de van hem en mej. Roe-
lofsz uitgegane circulaire aan de leden der afdeeling om hun ideeën over
een mogelijke reorganisatie nader uiteen te zetten. Van deze antwoorden
bevatten die van de heeren Heerma van Vos en Mommers positieve
denkbeelden om de afdeeling tot meerder leven te wekken.
Vervolgens vereenigt men zich aan een koffiemaaltijd. Daarna doet zich
toch de vraag voor of aan een discussie over reorganisatie niet vooraf
dient te gaan de beslissing over het al- dan niet voortbestaan der afdeeling.
Over dit punt heeft een stemming plaats, waarbij met algemeene stemmen
besloten wordt tot voortbestaan der afdeeling in eenigerlei vorm.
De heer Van 't Hoff neemt hierop het woord. Zijn aanvankelijke vrees,
dat het verzet ging tegen het bestuur van de algemeene vereeniging,
moet hij voor ongegrond verklaren. Hij legt er den nadruk op, dat het
algemeene bestuur open staat voor critiek en dat er steeds in de verga
dering van de Vereeniging gelegenheid voor gedachtenwisseling is.
Echter heeft hij tegen het door het afdeelingsbestuur gevoerde beleid
bezwaren, n.l. keurt hij af de methode, waarop de zaak is opgezet. De
vergadering had tevoren moeten weten, waarover gesproken zou worden.
De op de vorige vergadering en later in de circulaire gegeven suggesties
zijn volgens hem te vaag om een gedachtenwisseling daarover te wettigen.
Hij had meer leiding van het afdeelingsbestuur in dezen verwacht. Vol
gens hem is een reorganisatie van de afdeeling een vereenigingszaak,
23
daar dit statutenwijziging met zich mede kan brengen. Een dergelijke
reorganisatie behoort in de vergadering van de Vereeniging te worden
behandeld. De heer Van 't Hoff deelt niet in de kritiek op den bestaanden
toestand. Hij oordeelt, dat men op de basis van het reeds bestaande moet
blijven stoelen, bovendien acht hij het werk van de afdeeling niet zoo
onbelangrijk en meent, dat zij volkomen beantwoordt aan het doel, waar
voor zij is opgericht. Deze taak is uiterst beperkt en moet uitsluitend
gericht blijven op de behartiging van de materieele belangen. Alles wat
hier buiten gaat, is volgens hem vereenigingszaak. De behartiging van
die materieele belangen ziet de heer Van 't Hoff voornamelijk in een aan
sluiting bij de Centrale van Hoogere Rijksambtenaren en hij beschuldigt
het bestuur deze belangen niet voldoende behartigd te hebben. Noch in
de voorstellen van den heer Bloemen, noch in die van den heer Heerma
van Voss ziet de heer Van 't Hoff punten, die niet tevens door de alge
meene vergadering behandeld kunnen worden.
De heer Bloemen antwoordt den heer Van 't Hoff, dat, gezien de
plannen tot een reorganisatie, waarbij het al- dan niet voortbestaan van
de afdeeling in het geding kwam, het volgens een demokratischen gang
van zaken aangewezen was den wensch van de leden over een aansluiting
te leeren kennen. Zonder kennisneming van de wensohen van de leden
in dit opzicht kon het bestuur niet tot aansluiting bij de Centrale over
gaan. Op de vorige vergadering heeft hij de aansluiting met zijn prae-
advies hierover in behandeling gebracht. Over dit punt is toen geen
beslissing gevallen, daar de leden zelf zich uitspraken voor behandeling
op een volgende vergadering. Voor zijn praeadvies had de heer Bloemen
zich reeds eerder met den voorzitter der Centrale in verbinding gesteld
en bij hem de noodige informaties ingewonnen. Hij begrijpt dan ook niet
welk verwijt het afdeelingsbestuur treft.
De heer Hardenberg meent, dat het toch wenschelijker was geweest als
reeds op de vorige vergadering tot bestuursverkiezing en wel- of niet
aansluiting bij de Centrale was overgegaan. De zaak is nu slepende
gehouden.
De heer Bloemen acht het nu het beste, dat de vergadering zelf zich
uitspreekt over het gevoerde beleid door het afdeelingsbestuur. Deze
stemming heeft tot resultaat, dat 9 stemmen zich voor het gevoerde beleid
verklaren, 3 blanco stemmen (wegens afwezigheid op de vorige verga
dering) en 3 (n.l. mej. Korvezee en de heeren Van 't Hoff en Harden
berg) het beleid afkeuren.
Ter nadere verduidelijking van zijn exposé legt de heer Bloemen er de
nadruk op, dat wil men als archiefcorps indruk maken naar buiten, in dit
corps interesse gewekt moet worden voor de problemen, die het vak en
de positie als rijksambtenaren stellen. Dit is niet een kwestie van ver
andering van agendapunten, maar van een verandering van mentaliteit,
van den geest. Men moet een grootere gebondenheid aan elkander gaan
gevoelen en gebondenheid geeft kracht.
Mej. Korvezee oordeelt echter dat een dergelijke verandering van men
taliteit meer op den weg van de groote vereeniging dan van de afdeeling
B Zie hierna p. 26.