16
AFDEEL1NG VAN RIJKSARCHIEFAMBTENAREN.
Verslag van de zes en twintigste Afdeelingsvergadering op 14 September
1946 in het Raadhuis te s-Gravenhage.
afiSïïi kloks1^,9 half 2 0Pende de heer C. Bloemen, secretaris van de
dldeehng die op verzoek van den voorzitter, mr. A. Haga bij diens
ontstentenis de bijeenkomst leidde - de vergadering, die door 17 leden
werd bezocht. Na een korte toespraak, waarvan de tekst hierachter is
a gedrukt, ontstond eemge discussie over de vraag of staande deze ver
gadering moest worden overgegaan tot de verkiezing van een nieuw
Ro^IT' °l do°' de no9 zittjng hebbende bestuursleden mej
Roelofsz en de heer Bloemen ingevolge het door laatstgenoemde
gedane voorstel binnen korten tijd een nieuwe vergadering zou worden
voorbereid, nadat een schriftelijke enquête onder de leden is gehouden
betreffende de wensohelijkheid aan de werkzaamheden van de afdeelinq
meer 'breedte en diepgang te verkenen. Mr. Hardenberg deed het voor
den hnnM l bestuursverkie2in9 over te gaan. Een daarop gehou
den hoofdelijke stemming wees echter uit, dat slechts drie leden voor dit
voorstel waren en 14 een poging tot reorganisatie van de afdeeling onder
nomen wdden zien. Mr van t Hoff wees er op, dat de afdeel,ng slechts
tot taak had de mateneele belangen van de leden te behartigen en dat de
statuten geen andere taak toelaten. De heer Bloemen merkte daaromtrent
op, dat een discussie over dit punt op de komende vergadering ter sprake
zou behooren te komen en voegde daaraan toe, dat naar zijn meeninq
ifk ^enf7entueuele wijziging van de statuten geen overwegende bezwa
en behoefden te bestaan Na eemge geruststellende woorden hieromtrent
1 °ri' Van deJhee,ren mr- van Schilfgaarde en dr. van de Ven
sloot de heer Bloemen de vlot verkopen vergadering om precies 2 uur.
Toespraak van den Voorzitter.
De voorzitter van deze afdeeling, de heer Haga, verzocht mij uit zijn
naam deze bijeenkomst te willen leiden. Hij heeft, zooals U bekend zal
zijn, ontslag uit s Rijks dienst gevraagd en gekregen. Ik wil mede uit
naam van mijn medebestuurslid mej. Roelofsz, die thans niet aanwezig
hikhSfr- niet ,nala,ten "«tdrukking te geven aan ons gevoel van erkente-
jkhe d jegens den heer Haga, met wie wij samen het bestuur van deze
afdeeling mochten vormen in jaren zóó vol leed en afgrijselijke dwinge
landij als wij in onze stoutste verbeelding niet hadden gedacht ooit te
zullen doorstaan. Het was ons uitermate aangenaam in dit bestuur met
den heer Haga te mogen samenwerken en ik houd er aan hem, wederom
mede uit naam van mijn medebestuurslid mej. Roelofsz, daarvoor op
deze plaats en op dit moment oprecht en hartelijk dank te zeqqen Het
zou mij met verwonderen, indien U hierbij ook Uw dank jegens den heer
Haga zoudt willen voegen.
Bij het vaststellen van dag en tijd der Algemeene Vergadering en van
die van de afdeehngen waarbij het bestuur van de Afdeeling Rijks-
17
archiefambtenaren niet werd gehoord werd aanvankelijk voor de
afdeelingsvergadering slechts een half uur gereserveerd. Toen ik tegen
deze regeling bezwaar inbracht werd de tijd voor de afdeelingsverga
dering gebracht op drie kwartier. Maar inmiddels is het bestuur van de
Vereeniging, bij monde van den Voorzitter, op deze regeling weer terug
gekomen en is ons slechts het in eerste instantie reeds toegekende halve
uur gelaten. Ik heb den Voorzitter moeten toezeggen deze bijeenkomst,
die om half twee behoorde te beginnen, om 2 uur te beëindigen.
Ik geloof niet dat het mogelijk is om de vijf aangekondigde agenda
punten in dezen korten tijd behoorlijk in te leiden en te behandelen en
meen er daarom goed aan te doen de behandeling van de vijf punten
samenvattend in te leiden en U daarna voor te stellen hetzij in snel tempo
over te gaan tot uitvoering van het in punt 5 voorgestelde, de bestuurs
verkiezing namelijk, of een andere beslissing te nemen, waaromtrent ik
U dadelijk een voorstel zal doen.
In de verwachting, dat U met dezen gang van zaken accoord kunt
gaan, meen ik ten aanzien van punt 1 betreffende de notulen van de
vorige vergadering mij er toe te mogen bepalen den redacteur van het
Archievenblad te verzoeken deze te willen publiceeren 1en den leden
te vragen uit de lectuur daarvan de kennis te willen opdoen van het op
de vorige vergadering behandelde.
Betreffende punt 2 van de agenda kan ik mededeelen, dat de penning-
meesteresse slechts kon verklaren dat er geen sou in kas is wegens de
inbeslagneming tijdens den bezettingstijd van de toen aanwezige geld
middelen der afdeeling en door de omstandigheid, dat sedertdien geen
contributie werd geheven noch op andere wijze gelden werden ontvangen.
Voor wat punt 3 van de agenda aangaat kan ik mededeelen, dat ik mij
uit naam van het bestuur, dat op de vorige vergadering van U opdracht
ontving zich te informeeren over de wenschelijkheid van aansluiting van
onze afdeeling bij de Centrale voor Hoogere Rijksambtenaren, in verbin
ding heb gesteld met den heer De Voogd, voorzitter van die Centrale. Bij
dat onderhoud bleek, dat deze Centrale als hoogere rijksambtenaren
beschouwt al die rijksambtenaren van welke bij hun aanstelling in 's Rijks
dienst het bezit van een bepaald radicaal wordt gevorderd. Aangezien
zulks zoowel voor de le klasse als voor de 2e klasse der wetenschappelijke
archiefambtenaren het geval is, worden zij, op grond van het gestelde
criterium, ongeacht hun rang, geacht hoogere rijksambtenaren te zijn en
derhalve als lid zij het onrechtstreeks, via de afdeeling tot de Cen
trale te kunnen worden toegelaten. Hun belangen worden onafhanke
lijk van den rang welke zij bezitten onverminderd door de Centrale
overal waar dat wenschelijk en noodig is behartigd. Een hernieuwde
aansluiting van onze afdeeling bij deze Centrale wordt door het bestuur
daarvan wenschelijk geacht en door mij hierbij aan U voorgesteld, zij het
dat ik daarbij het neven-voorstel voeg om het nieuw te kiezen bestuur
van de afdeeling met de uitvoering van Uw beslissing te willen belasten.
Zie Ned. Archievenblad 1945/6 p. 122.