146 een opvatting evenwel, die zich wel heel ver heeft verwijderd van den oorsprong van het woord „archief waarin immers de macht, de over- heidsbevoegdheid essentieel is en evenzeer van het in het rechtsleven geldende begrip, dat immers thans evenzeer als voorheen de extra-geloof waardigheid, bewijskracht en bescherming afhankelijk stelt van het over- htidsgezag, dat de betrokken geschriften heeft doen vormen, als stelsel matige verzamelingen bijeenbrengen en bewaren. Als in het burgerlijke bewijsrecht de bewijskracht der authentieke geschriften, en daarmede van nagenoeg de geheele overheidsarchieven, wordt gesteld tegenover die van „registers en huiselijke papieren" of van bedrijfsboekhoudingen, als in het strafrecht de vorming en de bewaring van overheidsarchieven onder strafsanctie worden gesteld, dan wordt gedoeld op een heel ander, beperkter, archief-begrip dan dat hetwelk in de archivarissen-vakleer burgerrecht heeft verkregen. Een afwijking, waartegen niets is in te brengen zoolang men haar slechts beseft. Tot dit besef kan de lectuur van Kosselius' proefschrift iets bijbrengen. De vraag die hem hoofdzakelijk bezig hield behoeft niet met een stellig ja of neen te worden beantwoord. Men kan naar beproefde zede „dis tincties" aanbrengen, het „jus archivi" toekennen aan al degenen, die publieke functies uitoefenden binnen de grenzen van die functies, en voorts een zuiver wetenschappelijk-uitgebreid archief-begrip aannemen, zooals onze „Handleiding ons geleerd heeft te doen. Aldus blijven wij in overeenstemming met hetgeen steeds, overal en door allen als juist beschouwd is, bepaaldelijk ook met het rechtsleven van onzen eigen tijd en kunnen wij tevens voldoen aan de eischen, die het beheer der histori sche archieven ons stelt. S. J. FOCKEMA ANDREAE. PARAGRAAF 36 VAN DE HANDLEIDING Bijna alle archivisten zullen zich uit den tijd, dat zij nog trouw de Handleiding bestudeerden, herinneren, dat het in Engeland streng ver boden is stukken, die eenmaal in particulier bezit zijn geweest, weder in het archief te plaatsen; zij worden verbannen naar een bibliotheek. Ik was dan ook ten zeerste verwonderd, toen ik onlangs van Hilary Jenkin- son, Esq., C.B.E., F.S.A., Secretary of the British Records Association, het hieronder volgende afschrift ontving van een brief, gericht aan Mr. Arthur H. Leavitt, c/o The H. W. Wilson Company, 972 University Avenue, New York City. 14 May, 1946. Dear Sir, It has been a great pleasure to add to the Library of this Office your translation of the well-known Manual by Muller, Feith and Fruin, which 147 fulfils a long-felt want and will, I am sure, be welcomed by Archivists in every English-speaking country. My attention has, however, been drawn (by my colleague Mr. Roger Ellis) to a misstatement on page 98 of your book, which I find also occurs in the French translation, and is therefore evidently not to be laid to Your charge. Under paragraph 36, you write of the replacement, in the Archive Accumulation where they originated, of documents which have for some time been separated from that Accumulation, i.e. which have been out of official custody. Commenting upon this, you state "In England, for instance, the very opposite is the rule. There it is strictly forbidden to put back into the archival collection documents which have once been in private possessio-n; they are relegated to a library". This is not so, and the original authors were misinformed. In fact in this Department, when documents, properly belonging to the Public Records of England, and separated from them for a period in private possession, again become available by e.g. gift or purchase, they are resto red to their place in the series of which they originally formed a part. All such documents, however, are marked with a stamp "Sometime in private custody". Thus they can be consulted in their proper context by the researcher; while the stain upon their archive virtue, though to this extent forgiven is still kept discreetly upon record. I am sure you will wish to correct this in future editions of your book. Meanwhile the error, originally committed in Dutch, has now for many years been circulating in French, and presumably in German and Italian too. No doubt, during the preparation of your version, you were in touch with the publishers and proprietors of the copyright in other countries; and I should be very grateful for any suggestions you can make as to how this error could be disseminated. Personally, I am ashamed not to have noticed it before. I am Sir, Yours faithfuly Secretary. Kan een van de lezers misschien verklaren hoe deze vergissing ont staan is? t) W. J. FORMSMA. Mr. S. Fockema Andreae heeft den schr. medegede'eld, dat hier niet van een „fout" sprake is, maar dat dit inderdaad vroeger in Engeland gebruikelijk was. (Noot bij de correctie).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 18