132 en op den grond geworpen. Archiefstukken zijn, voor zoover ik heb kun nen nagaan, niet verloren gegaan. Het aantal deelen dat schade heeft geleden doordat zij door kogels getroffen zijn, is mede doordat alles vóór het uitbreken van den strijd naar achteren was verplaatst, betrekke lijk gering. De groote tafels uit de bureauruimten waren in de gangen geplaatst en lagen nog vol „Panzerfaustehandgranaten, patroonbanden, doozen, waarvan de inhoud bestaan had uit boter, sigaren en cigaretten, ledige wijn- en likeurflesschen. Door het geheele gebouw verspreid lagen geopende conservenblikken en voorts nog tientallen patronen en bajonet ten. Later bleken nog hoeveelheden patronen en handgranaten (waar onder z.g. ei-handgranaten, afkomstig van het Nederlandsche leger) achter de boeken op de bibliotheekkamer en achter de archivalia op de ijzeren stellingen verstopt te zijn. Aangenomen kan worden, dat deze voorwerpen hier opzettelijk door de soldaten zijn gedeponeerd om te kunnen beweren, dat zij hun munitie verschoten hadden. Toen ik n.l. den vorigen avond een soldaat, die moedeloos op het binnenplein bij den ingang van den schuilkelder heen en weer liep, gevraagd had, hoelang de strijd nog zou duren, had hij mij geantwoord: ,,So lange wir Munition haben". Het wachtlokaal had in verband met zijn ligging dicht bij de voordeur, dienst gedaan als munitiedepót voor den mitrailleur onder de galerij en als voedselbergplaats voor de bedieningsmanschappen. Tevens waren hier na het einde van den strijd in groote massa wapens en uit rustingsstukken neer geworpen, zoodat dit vertrek het aanzien van een pakhuis van militaire goederen vertoonde. De administratieve bescheiden van het archief waren uit de kasten geworpen en lagen in wanorde in het rond, terwijl een deel in de vestibule terecht gekomen was. Een deel van deze stukken kon niet worden teruggevonden. Het gebouw had vooral schade gekregen in het voor den rijksarchief dienst gebruikte gedeelte. Deze schade kwam op het volgende neer. Aan de voorzijde waren vrijwel alle ramen stuk, op de hoogere verdiepingen waren ook de ijzeren kozijnen geheel verbogen en gedeeltelijk zelfs uit het muur werk losgeslagen. Verder waren aan de voorzijde ten gevolge van granaatvuur op vier plaatsen groote stukken steen uit den muur geslagen. Slechts op één plaats echter en wel juist op de geheel ontruimde ver dieping, was een projectiel in het depót gedrongen en had daar ver scheidene stukken beton uit den vloer geslagen. Voorts was een granaat, die door een raam gekomen was, op den zolder ontploft zonder veel schade aan te richten. Op twee plaatsen, te weten op de vierde en vijfde verdieping, was het muurwerk zoodanig verzwakt, dat het niet meer in staat was de daarin verankerde ijzeren balken van den zolder te dragen. Nog denzelfden dag werden deze zolders door den Rijksgebouwendienst met een drietal boomstammen gestut. Zeer veel lampen in het depót waren defect geraakt, terwijl later is gebleken, dat ook de electrische leidingen op tal van plaatsen onklaar geworden waren. Het dak van den oostelij.ksten uitbouw was geheel weggebrand, voorts waren in de eigenlijke kap van het gebouw door den brand één groot 133 gat en verschillende kleinere gaten ontstaan. De zijde van het gebouw aan de Singelstraat had vrijwel geen schade opgeloopen, het draadglas was behoudens eenige scheurtjes en een aantal kogelgaten geheel intact gebleven. Aan de binnenplaats waren verscheidene ramen gesprongen, terwijl de zware sluitbalk van de poort middendoor gebroken was. In de vestibule was een paneel uit de voordeur geslagen, in de bureauruimten van het Rijksarchief was geen schade ontstaan, behoudens een gat van 15 cm. middellijn in het plafond op de bezoekerskamer en eenige glasschade. Van het bij de gemeente Groningen in gebruik zijnde gedeelte van het gebouw hadden de depóts, behoudens een aantal gesprongen ruiten, geen schade opgeloopen. Een groote ravage was echter aangericht in de werkkamer van den archivaris. Hier was een granaat ontploft, die door één der ramen naar binnen gekomen was. Voorts hadden de Duitschers uit den erker van dit vertrek geschoten om zich veilige posities te verschaffen hadden zij wederom gebruik gemaakt van uit het Rijks archief gehaalde deelen en de Canadeezen waren het antwoord net schuldig gebleven, met het gevolg, dat het plafond door geweer- en mitrailleurvuur totaal vernield was. Eveneens ernstig beschadigd waren de houten wandkasten, waarin o.a. de gebonden agenda's van het Gemeente-archief vanaf 1918 geborgen waren, welke deelen zelf ook voor een deel doorboord of ernstig gehavend waren. Granaatscherven waren in de lambrizeering gedrongen en bleken zoo vast te zitten, dat zij met de hand niet konden worden verwijderd. Het linoleum op den betonnen vloer was zeer beschadigd en in den vloer zelf waren gaten ontstaan. De overige bureauruimten van het Gemeente-archief waren vrijwel onbe schadigd. Het meubilair van het Rijksarchief had in het algemeen weinig geleden, met uitzondering van het bureau op .de archivariskamer, waarvan de middelste lade, nadat men er eerst tevergeefs de sleutels uit de verschil lende kasten op had beproefd, met een breekijzer of een bajonet was opengebroken. Uit deze lade was al :het daarin aanwezige geld ont vreemd. Gestolen zijn uit het gebouw voorts alle potlooden, alle kaarsen, een aantal doosjes met stalen pennen, twee dekens, een scheerapparaat, zeep en een wollen sjaal. Al deze diefstallen moeten hebben plaats gehad in de verwarring, die er heerschte na de staking der gevechten. Zoowel de voordeur van het archief als de poort van het binnenplein stonden open en konden ook niet gesloten worden. Canadeezen, Duitschers en burgers bevonden zich tegelijk in het gebouw en zelf moest ik mijn aan dacht wijden eerst aan het voorkomen en daarna aan het blusschen van brand. Van de burgers, die op het binnenplein en in de vestibule rond liepen, hadden verscheidene een weggeworpen Duitsch geweer op den schouder genomen, waardoor zij niet van de Nederlandsche Binnenland- sche Strijdkrachten te onderscheiden waren. Nog denzelfden dag werden door den Rijksgebouwendienst met groote voortvarendheid een aantal voorloopige voorzieningen getroffen. De gaten in het dak werden met dekkleeden gedicht, voor de ramen werden

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 11