130 band hiermede moge worden vermeld dat de geruchten, die in de stad de ronde hadden gedaan, dat in het archief en het Provinciehuis zich SS-troepen genesteld zouden hebben met het doel zich daar tot het uiterste hebTk eeTsS9 °nJU1St 9" '9e,weest- In 9een van beide gebouwen heb ik een SS-man aangetroffen, de soldaten behoorden allen tot de ~.g. Marine-artillerie, alleen de genoemde jonge luitenant was gekleed in de grijze uniform van het luchtwapen. Voorts was in het archief één lid er -Grune Pohzei aanwezig, die echter nog niet eens den ranq van onderofficier had en vermoedelijk van zijn onderdeel afgeraakt was. co -Ji S. Zondagsavonds waren de soldaten zeer vermoeid en weiniq Strijdlustig; toen des Maandags de strijd gestaakt was, waren zij kenne W ie?, a!leen de commandant maakte een apathischen indruk. Wel schijnt het depot van het Rijksarchief het laatste punt van verzet in oe binnenstad te zijn geweest, dat door de Canadeezen moest worden overwonnen. Klaarblijkelijk is het daarbij hun streven geweest om door het vermijden van projectielen, die licht brand konden veroorzaken het gebouw zoo veel mogelijk te sparen. hike°Wdrat de.,DuitSchers weggeleid waren, gebeurde het onvermijde- jke. Juist toen ik mij even uit het archiefgebouw verwijderd had ten Teï 0eJT f u 9 t£ 2oeken' werd er geroepen; „Het archief brandt" erstond begaf ik mij weer in het gebouw om daar een opperluitenant en dTt hTr? reeStlr f u iÜe t£ ontmoeten> 'die hadden waargenomen aen Waj gaan branden en nu vruchtelooze pogin gen deden den toegang naar den zolder te vinden. Ik liet hen de twee emmerspuiten, die in de vestibule hingen, meenemen, nam zelf twee onsV3u urSte verdiePin9 mee en gezamenlijk begaven wij ons naar den zolder. Hier waren reeds twee emmerspuiten aanwezig benevens twee kuipen met water, zoodat wij terstond konden beginnen het vuur, dat vooral in den oostelijken uitbouw woedde, te bestrijden. ij kregen zeer spoedig hulp van den concierge en den bovengenoemden agent van politie, terwijl even later ook een lid van Gedeputeerde Staten met PvoXnCkracto0mn9^n', An Bolkestein' °P den rolder verscheen en et volle kracht meehielp. Alle vier emmerspuiten konden zoodoende m werking worden gebracht. Al spoedig raakten de twee kuipen op den dte nok fuccesslevellik sPraken wij daarna de watervoorraden aan die ook in het gemeentearchief, op de lagere verdiepingen stonden. Het langs de wenteltrap m den toren naar boven dragen van emmers water bleek zeer vermoeiend, zoodat ik mij naar beneden begaf om te trachten hulpkrachten te krijgen. Aanvankelijk had ik hiermede geen succes Er hepen wel verschillende burgers op het binnenplein en in de vesSbule och zij vermaakten zich met het bijeenzoeken en bezichtigen der door de Duitschers achtergeJaten wapens; sommigen liepen rond met geweren op ven zïh k 1 113 erhaald en krachtig aandringen mijnerzijds bega- ven zich enkele personen naar boven. Een beschamend voorbeeld was tan'hit f9?^" I °nS in den schuilkelder het bericht an het staken der gevechten gebracht had; zij was gekleed in overall teruggekeerd en hielp krachtig mede bij het blusschingswerk. Het betrek- 131 kelijk kleine dak van den uitbouw brandde door en viel in gedeelten op den reeds natten betonnen zolder, waarop de brandende planken weinig kwaad konden aanrichten. Ernstiger was, dat ook de eigenlijke kap van het gebouw tot in den nok begon te branden en dat de gebruikers van de emmerspuiten het water niet zoo nauwkeurig konden richten en niet zoo hoog konden opvoeren, dat het vuur daar afdoende bestreden kon worden. Mr. Bolkestein en ik pasten toen, hoewel de emmerspuiten voor bediening door één persoon bedoeld waren, het systeem „één pompen, één richten" toe, dat een groot succes bleek te hebben en door de anderen werd over genomen. Beurtelings pompende, richtende en water halende werden wij nu langzamerhand den brand meester. In het laatste stadium werd onze taak zeer verlicht, doordat enkele padvinders in het gebouw waren gekomen, vergezeld van een aantal jongens van 12 a 15 jaar, die allen aan het water dragen gezet waren. Toen ik, nadat de brand gebluscht was, nog even het gebouw inspecteerde, waren leden van de Nederland- sche Binnenlandsche Strijdkrachten reeds bezig de groote hoeveelheden munitie in manden te werpen en weg te halen. Buiten het gebouw waren padvinders begonnen de orde te handhaven. Te ongeveer half vier begaf ik mij naar mijn woning, aangezien ik vermoedde, dat mijn familie zeer in ongerustheid zou verkeeren. Het lag in mijn bedoeling nog weer naar het archief te gaan, teneinde te trachten het gebouw eenigszins af te sluiten. Ik was evenwel zoodanig vermoeid geraakt, vooral door het waterdragen, dat ik mij voorshands niet in staat voelde nogmaals den tocht heen en terug naar het archief te maken. Des avonds evenwel kwam de verwarmingsstoker-vakman Huizinga bij mij en berichtte, dat hij in het archief was geweest en de toegangen zoo goed mogelijk had gesloten. Ook had hij reeds overleg gepleegd met den Groningschen Nachtveilig heidsdienst, hetgeen er toe geleid had, dat nog denzelfden avond om 8 uur weer een wacht van drie personen in het gebouw aanwezig zou zijn. Toen ik den volgenden morgen den toestand in het archief ging opnemen, trof ik een grooten chaos aan. De Duitschers hadden juist de zwaarste deelen (o.a. de jaarlijksche rekeningen van den ontvanger- generaal van Stad en Lande) gebruikt om voor de ramen barricaden te bouwen, die één man aan drie zijden bescherming boden en waaruit geschoten kon worden. Om het geheel te verstevigen had men op de dee len nog zandzakken, afkomstig uit het depót op den beganen grond, gelegd, die gedeeltelijk waren leeggeloopen, zoodat de archivalia onder zand waren geraakt. Tal van deelen waren van de rekken geworpen, portefeuilles met losse stukken, al dan niet open geraakt, lagen her en der verspreid. De kalk van de muren in het depót was op vele plaatsen door de beschieting losgeraakt en had zich in den vorm van fijne stof in een dikke laag over de archiefstukken gelegd. Zelfs in de 'beide kelders, die aan alle zijden gesloten waren en geen gelegenheid boden om er uit te schieten, waren vele deelen van de stellingen gehaald, terwijl charter- doozen waren opengemaakt en uit de enveloppen gehaalde charters in het rond lagen. De houten kast met gips- en lakafdrukken van zegels was opengebroken, de inhoud uit de genummerde laden en vakjes gehaald

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 10