ik 4 wettigheid van dit optreden niet; de afdeelingen zullen straks zelf een beslissing over hun al of niet herleving nemen. Het Arbeidsfront heeft zijn grijparmen tenslotte ook over onze vereeniging zelf uitgestrekt; het bestuur, meer bepaaldelijk de penningmeester, werd aangemaand de bescheiden, en vooral de geldmiddelen der vereeniging, die „in liquidatie" heette, in te leveren. Nadat, zoo noodig, steun bij de afdeeling Weten schap en Cultuurbescherming van 'het toenmalig Departement van Opvoe ding enz. was gezocht en toegezegd, werd een correspondentie met het Arbeidsfront begonnen. Na een rappel kwam gunstig antwoord. Het Hdd zich laten overtuigen; de vereeniging werd vrijgegeven! Ik kom tot de Personalia. Aan het hoofd van het herleefde Departe ment van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is opgetreden Prof. dr. G. van der Leeuw. Een man van groote gaven, die blijkens zijn rectorale rede „De zin der Geschiedenis" weet wat geschiedenis is en beteekent. Men mag aannemen, dat hij ook voor de beteekenis der archieven als een van de voornaamste bronnen der geschiedenis oog heeft. Als warm vaderlander zal hij tevens verstaan wat zij als blijken van ons onafhan kelijk volksbestaan beteekenen. Onder zijn leiding werd het Departement gereorganiseerd. Het archief wezen werd ingedeeld bij de afdeeling „Oude Kunst en Natuurbescher ming". Dit heeft dn onzen kring verbazing en beroering gewekt, immers de archieven zijn noch oude kunst noch natuurbescherming. De naam „oude kunst" zal nu vervangen worden door „Oudheidkunde", waar mede inderdaad veel gewonnen is. Ik zal niet alle mutaties in het archiefwezen bespreken; daarover ben ik waarschijnlijk ook niet voldoende ingelicht. Dr. W. S. Unger, archivaris van Middelburg, trad op als Rijksarchivaris in Zeeland; als provinciaal inspecteur in dat gewest gelukte het hem een tweeden ambtenaar aan gesteld te krijgen en daarmede een tweede streek-archivariaat te vestigen. Jhr. mr. A. H. Martens van Sevenhoven trad af als Rijksarchivaris in Gelderland; dezen ambtgenoot brachten de bekende Septembergebeurte- nissen een dubbele beproeving: zijn woning werd vernield en ook ging het administratiegebouw van het Arnhemsche Rijksarchief verloren, waar de blijken zijner onverdroten en toegewijde werkzaamheid bewaard wer den. Onze ambtgenoot aanvaarde ons aller sympathiebetuiging bij dit harde lot. Ook het bestuur heeft met het teloor gaan van dit administra tiegebouw een goede herinnering verloren; meer dan eens is het in bezettingstijd daar bijeen geweest. Tot Martens' opvolger werd mr. A. P. van Schilfgaarde benoemd, die na de evacuatie van Arnhem in moei lijke omstandigheden de beveiliging van het gespaarde gedeelte van het archiefgebouw op zich nam. Wij wenschen hem van harte geluk en alle succes bij den wederopbouw van zijn depot. Belangrijke mutaties hadden aan bet Algemeen Rijksarchief plaats: zoowel de Algemeene Rijksarchivaris, mr. R. Bijlsma, als de beheerder der archieven van het voormalig gewest Holland, dr. P. A. Meilink, traden af. Hun aftreden viel onder gunstiger omstandigheden dan dat van hun Gelderschen ambtgenoot, immers het Algemeen Rijksarchief bleef gespaard en hun opvolgers kunnen ten volle profiteeren van de vruchten der langdurige en intensieve werkzaamheid van de afgetredenen; aan die opvolgers, de heeren mr. B. van 't Hoff en mr. H. Hardenberg, onze hartelijke gelukwenschen! Dr. Meilink is ernstig ongesteld; volledig herstel zij hem gaarne toegewenscht! Als Algemeen Rijksarchivaris is op 1 Januari j.I. opgetreden jhr. dr. D. P. M. Graswinckel, tot dusver beheer der der nieuwere archieven op het Algemeen Rijksarchief. Moge het hem gegeven zijn veel tot stand te brengen! Naar verluidt zal hij het beheer zijner oude afdeeling blijven voeren. Voor onze vereeniging, die zich de regeling der nieuwere archieven tot taak gesteld heeft, acht ik dit een gelukkige omstandigheid. Mogen wij hem spoedig ook weer onder onze leden tellen! Dr. L. Lasonder heeft zijn werkzaamheden als archiva ris der Ned.-Hervormde Kerk beëindigd: een opvolger is, zoover mij bekend, nog niet benoemd. Wat onze leden aangaat, twee hunner stierven jong en onder tragische omstandigheden. De adjunct-commies bij het Rotterdamsche archief, J. P. van der Weele, moest in Juni 1943 als dienstplichtig korporaal in krijgsgevangenschap terugkeeren. Na eenige omzwervingen is hij terecht gekomen in een kamp te Oschatz, waar hij te werk gesteld werd op een aardewerkfabriek. Daar is hij op 8 December 1943 aan vlektyphus over leden en door Nederlandsche en Fransche krijgsmakkers begraven. De arcbivaresse van Vlissingen, mejuffrouw Irene Doornbos, wier amb telijke prestaties zulke goede verwachtingen wekten, nam een vooraan staande plaats in de verzetsbeweging in. Verraden, moest zij in het begin van 1944 Zeeland verlaten; zij nam de wijk naar Eindhoven en zou zich later bij_ het verzet in Holland voegen. Op 4 April 1944 is zij plotseling en geheel onverwacht tengevolge van diphtherie overleden. De bevrijding van ons vaderland, waarvoor zij haar leven veil had, heeft zij niet meer gezien. Beider nagedachtenis zal onze vereeniging in hooge eere houden. Midden in haar werk overleed de archivaresse van Breda, mejuffrouw D. C. J. Mijnssen; het waterschap „De Purmer" verloor zijn archivaris, den heer G. J. de Goede. Van onze oud-ambtgenooten gingen heen mr. V. M. L. Dumoulin, oud-hoofdcommies-chartermeester aan het Rijksarchief in Noord-Brabant; mr. C. C. D. Ebell, oud-rijksarchivaris in Noord-Brabant en aan het Algemeen Rijksarchief; dr. K. Heeringa, oud-rijksarchivaris in Zeeland en Utrecht; mr. J. G. C. Joosting, oud rijksarchivaris in Drente en Groningen; P. J. Kapteyn, oud-hoofdcom mies aan het Gemeente-archief te Amsterdam; H. E. Knappert, oud gemeente-archivaris te Haarlem en mr. V/. C. Schuylenburg, oud gemeente-archivaris te Utrecht, laatstgenoemde helaas een slachtoffer van den laatsten, ontzettenden oorlogswinter. Allen hebben ons werk met liefde en toewijding gediend; aan enkelen bleven daarbij teleur stellingen niet gespaard. Dr. K. Heeringa had onze vereeniging aan zich verplicht door jarenlang als redacteur van het Archievenblad op te treden; persoonlijk betreur ik het dat deze bijzondere figuur, die zoo /j

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 8