-r Dr. van de Ven deelt mede, dat de drie aanwezige provinciale ambte naren vooralsnog oprichting van een nieuwe of aansluiting bij een bestaande afdeeling niet noodig vinden. Zij zijn individueel lid van een provincialen bond, die zich weer zal aansluiten bij een ambtenaren- centrum. Dr. Lasonder geeft ter overweging of een uitbouw voor ambtenaren, die niet onder de genoemde categorieën vallen, niet wenschehj.k is. Dr. Ketner brengt namens de kascommissie rapport uit en stelt voor den penningmeester van zijn beheer over 1941/21944/5 décharge te verleenen, met welk voorstel de vergadering onder applaus instemt. De voorzitter brengt daarop mr. van Campen hartelijk dank voor zijn financieel beheer gedurende de moeilijke oorlogsjaren. Aan de orde zijn nu verschillende verkiezingen. Het resultaat is, dat in de vacature-dr. Coster als voorzitter gekozen wordt mr. B. van 't Hoff, in de vacatures-mr. van Campen, dr. Formsma en di. Pan- huysen als bestuursleden mej. dr. G. H. Kurtz, mr. H. Hardenberg en de heer M. P. van Buytenen, en in de vacature-mr. Hazewinkel als redacteur van het Ned. Archievenblad dr. W. S. Unger. De voorzitter dankt de aftredenden voor het werk, dat zij in het belang der Vereeniging hebben verricht en in het algemeen het bestuur voor de vertrouwelijke en openhartige besprekingen, welke grootendeels niet in de notulen konden worden vastgelegd. Als plaats voor de volgende vergadering meent de voorzitter, dat een stad in het centrum te verkiezen is, over te laten aan het oordee van het nieuwe bestuur. De heer C. Sloots O.F.M. weet evenwel de gastvrijheid van Maastricht zoo te roemen, dat ook deze stad een ernstige candidaat zal zijn. Bij de bespreking van het verslag van den voorzitter informeert mr. Beyerman naar de zuivering der leden. De voorzitter antwoordt, dat in de bestuursvergadering na ampele besprekingen besloten is geen speciale zuiveringscommissie in te stellen, maar de resultaten van de ambtelijke zuivering af te wachten. Het nieuwe bestuur kan daarnaar beslissen. Mej. uit. Prins nrcent in het verslag van den voorzitter een zekere minachting te hebben bespeurd ten aanzien van de genealogie. Zij komt daartegen op. Dr. Coster antwoordt, dat dit geenszins het geval is. Zijn aanval betrof slechts de uitwassen, waarvan bepaalde beoefenaars der „sibbe" de schuld droegen. Bij de rondvraag vraagt dr. Moll, hoe men foute bezoekers kan weren. Een van zijn ambtenaren was in een dergelijk geval op het idee gekomen een bewijs van politieke betrouwbaarheid te vragen. De vergadering voelt veel voor deze oplossing. Overigens was men wel van meening, dat lie den, die hun straf uitgezeten hadden, weer toegelaten moesten worden in de leeszalen. Mr. Hazewinkel brengt ter kennis, dat het Belastingmuseum te Rotter dam het archief van de ambachtsheerlijkheid Heenvliet had opgenomen onder het motief, dat het fiscale stukken betrof. De voorzitter is het met hem eens, dat hiertegen iets gedaan moet worden en meent, dat, wanneer minnelijk overleg niet slaagt, de Algemeene Rijksarchivaris en het Departement om ingrijpen verzocht moet worden. Mr. van 't Hoff brengt ten slotte hulde aan den voorzitter voor het moeilijke werk, dat hij op zoo verdienstelijke wijze gedurende de oorlogs jaren voor de Vereeniging heeft verricht, welke hulde dr. Lasonder nog eens in het bijzonder onderstreept. Daarna sluit de voorzitter de vergadering. Toespraak van den Voorzitter Het is met innige vreugde dat ik U welkom heet op deze eerste alge meene vergadering, die in ons bevrijde vaderland wordt gehouden. Van ons is genomen de zware druk, die jarenlang op ons en op ons werk gelegen heeft; wij kunnen dit met lust en energie hervatten. Een gelukkig lot heeft gewild, dat de archieven de maanden der bevrijding betrek kelijk goed zijn doorgekomen. In het zoo zwaar geteisterde Zeeland ging alleen het archief van Sluis verloren. In Gelderland werd het Rijks archief te Arnhem zwaar getroffen; het administratiegebouw met zijn kostbaren inhoud van beschrijvingen, correspondentie en handbibliotheek ging verloren, terwijl ook de depots schade opliepen. Doch elders is men door het oog van een naald gekropen; ik denk aan Groningen, waar het archiefgebouw bij de verovering van de stad krijgsobject werd en ook het geëvacueerde gedeelte van het archief, dat naar het afgelegen klooster Ter Apel gebracht was, gevaar heeft geloopen. Gedetailleerde mede- deelingen over de lotgevallen der Nederlandsche archieven tijdens de bevrijding zal een der volgende afleveringen van het Archievenblad brengen. Voor ons ambtswerk zijn de jaren der bezetting in hoofdzaak verloren jaren geweest. Onze eerste plicht was de schatten, die ons waren toe vertrouwd en die tevens de blijken van ons onafhankelijk volksbestaan bevatten, ongeschonden door den oorlog heen te helpen. Van dien plicht hebben wij ons gekweten door de voorgeschreven beveiligingsmaatregelen zoo goed mogelijk ten uitvoer te 'brengen, d.w.z. voor zoover ons gering personeel en onze zeer bescheiden geldelijke middelen dit toelieten. Wij hebben er tenslotte niet tegen opgezien ons archiefbezit te verspreiden en ten deele zelfs ver weg te brengen. Niet altijd hebben wij bij hoogere instanties het juiste begrip voor onze zorgen gevonden. Mij althans over kwam het volgende. Toen met de mogelijkheid gerekend moest worden dat Nederland zelf oorlogstooneel zou worden, heb ik evacuatie van het belangrijkste deel van het Groningsche gemeente-archief in overweging genomen. De ervaring toch had geleerd, dat een stad pas dan geacht werd veroverd te zijn, wanneer de kern bezet was; het archiefgebouw lag in

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 5