M 44 zien van den door bisschop Hendrik .gebruikten jaarstijl; hij wil diens, oorkonden óf volgens Paaschstijl met uitzondering van die, waar Nieuw jaarstijl blijkt, dateeren, óf alle volgens Boodschapstijl.9) O.i. geeft het aannemen van den Paaschstijl de oplossing voor bijkans alle moeilijk heden. Wat nu de door de kapittels in deze periode gebruikte jaarstijlen betreft, valt het volgende op te merken: Muller en Fruin constateerden bij het Domkapittel tot en met 1271 het gebruik van den Kerststijl19Dit is niet zonder meer te aanvaarden; immers wij signaleerden twee gevallen van gebruik van Paasch- of Bood schapstijl door den Domproost: Brom 1383, 1384, 1385, 1258 feria V ante Ramos Palinarum. De chronologische volgorde der stukken in 1258 inzake de kerk te Hulst maakt een andere veronderstelling als dat de Domproost hier Paaschstijl of Boodschapstijl bezigt, uiterst moeilijk. Op 31 Juni 1258 stelt hij den priester Symon aan ter bediening van genoemde kerk, in afwachting van de beslissing over het loopende geschil inzake ihet patronaatsrecht: tusschen het kapittel van Kortrijk en dat van Oudmunster (Brom 1396). Deze beslissing kwam op 26 Dec. 1258 tot stand (Brom 1413). Pas hierna kon hij den priester Boudewijn op presentatie van het kapittel van Kort rijk aanstellen.11) Brom 1541, 1264 in vigilia beati Mathei Apostoli, moet blijkens het uit voerige exposé der geschillen tusschen het Domkapittel en zijn proost, vervat in bisschop Hendriks mandaat aan den abt van St. Paulus om den Domproost te sommeeren c.q. te excommuniceeren (1264 Dec. 14; Brom 1570), als een reactie op deze bedreiging, niet op Brom 1540, zooals Fruin12) meent, beschouwd worden. Ook hier moet dus Paasch- of Bood schapstijl aangenomen worden. Zooals wij reeds zagen, gebruikte daarentegen de Domdeken in 1258 den Kerst- of Jaarsdagstijl (Brom 1378). Over den door het kapittel van Oudmunster gevolgden jaarstijl bezitten wij voor deze periode geen gegevens; in 1248 dateerde de proost van Oudmunster volgens Paasch- of Boodschapstijl15). Muller en Fruin hebben als eerste voorbeeld voor het gebruik van Paasch- of Boodschapstijl door het kapittel van St. Pieter aangevoerd Brom 1430, in vigilia Annunciationis dominice; immers, in 1258 viel Paschen op 24 Maart1-*). Beter kan men echter al bij Brom 1349, 1257 feria IV post Dominicam Reminiscere, Paasch- of Boodschapstijl aan nemen in verband met den inhoud van Brom 1395, 1258 Juli 25, welk stuk niet zoo heel veel later dan Brom 1349 uitgevaardigd zal zijn. Brom 1544, 1263 feria VI post Annunciationem beate Marie, uitge vaardigd door Albaro. kanunnik van St. Jan, zou volgens Muller en Fruin15) het oudste voorbeeld van het gebruik van den Paaschstijl door dit kapittel zijn, omdat in 1263 deze dag op den Vrijdag voor Paschen viel, en dan in den feestkalender anders weergegeven zijn. Dit argu ment achten wij niet overtuigend; het veiligst is hier Kerst- of Jaarsdag stijl aa-n te nemen, welke stijl St. Jan nog in 1276 gebruikte16). Over den jaarstijl van het kapittel van St. Marie bezitten wij voor deze periode geen gegevens, evenmin als over die van de abdij van Oostbroek. Blijkens Brom 1540, 1263 in crastino Valentini Martyris, voorafgaande aan Brom 1570, 1264 Dec. 24, gebruikten de prelaten en provisoren der gezamenlijke Utrechtsche kerken den Paasch- of Boodschapstijl. V/at den stijl van den abt van St. Paulus betreft, wij zagen, dat Brom 1243 met vrij groote waarschijnlijkheid naar den Paasch- of Boodschap stijl is gedateerd. Is deze conclusie juist, dan dient volgens den regel van Muller ook voor de latere stukken der St. Paulus-abdij een dezer jaar stijlen aangenomen te worden. Met name geldt dit voor de stukken Brom 1537*, 1264 octava Stephani, en Brom 1540*, 1264 XII Kal. Marcii. Over den zelfstandig door de stad Utrecht gevolgden jaarstijl hebben wij voor deze periode geen gegevens. De verdragen met Keulen, Brom 1426* 1258 XI Kal. Apr., en Brom 1428, 1258 Dominica qua cantatur Letare jherusalem, zijn kennelijk gedateerd volgens den in Keulen gebruikelijkon Paaschstijl. Op grond van bovenstaande uiteenzettingen kunnen de volgende, meest door Brom vermelde oorkonden in hun dateering gewijzigd of nader bepaald worden. Brom Dateering bij Brom Juiste dateering 1243 1253 Maart 29 1254 Maart 29 1349 1257 Maart 7 1258 Febr. 20 1357 1257 April 1257 April 9—30 1363 1257 Mei 1257 Mei 1—16 1383—1385 1258 April 3 1259 April 3 1478 1261 Maart 13 1262 Febr. 26 1492 1262 Jan. 15 1263 Jan. 15 1499 1262 April 1262 April 930 1519 1263 April 1264 April 119 1537* 1264 Jan. 2 1265 Jan. 2 (1540*) 11 1264 Febr. 18 1265 Febr. 18 1541 1264 Febr. 23 1265 Febr. 23 1544 1264 Maart 28 1263 Maart 29 1573 1265 Febr. 24 1264 Febr. 25 (1629*) ï8) 1267 1267 Apr. 17 Juni 4 F. KETNER Jaarstijlen, blz. 33.8. 10) Jaarstijlen, blz. 330; Handboek, blz. 63. Deze Boudewijn is nog in 1264 pastoor van Hulst, Brom 1566. 12) Handboek, blz. 68. 13) OB. Utrecht, no. 1.16il, verg. Fruin, Handboek, blz. 69. 14) Jaarstijlen, blz. 331-Handboek, blz. 69. 15) Jaarstijlen blz. 329; Handboek blz. 69. 1H) Handboek blz. 70. 1T) Leenbrief van abt en convent van St. Paulus: verg. VROA, 1923 I. blz. 289. 1S) Bisschop Hendrik voor begijnhof te 's'Gravenzande; cartularium van qenoemd begijnhof, fol. 2.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 23