in April en Mei 1257 wederom oorkonden voor Zuidnederlandsche geadresseerden uitvaardigde (Brom 1357, 1363)4 Brom 1377, 1257 in die Ponciani. Bekrachtigd door Brom 1378, die volgens Kerststijl dateert: 1258 in die Ponciani. Brom 1478, 1261 Dominica Invocav-it. Bisschop Hendrik en graaf Otto van Gelre maken hierin de scheidsrechterlijke uitspraak in hun geschillen bekend. Dit stuk is kennelijk van later datum dan de bemidde lingsoorkonde van den graaf van Kleef d.d. 1261 Juli 25 (Brom 1434, Sloet, 844), waarin o.m. bepaald wordt, dat de excommunicatie van graaf Otto opgeheven zal worden. Bovendien wordt in Brom 1478 de deken Johannes van St. Pieter genoemd, terwijl zijn voorganger Everard nog in Brom 1479 en 1483, 1261 Maart 18 en Juni 1, vermeld wordt. Brom 1513, 1262 in vigilia Epiphanie Domini. Brom 1514, 1262 in die Epiphanie. Beide stukken zijn posterieur aan Brom 1507, 1262 Dec. 21 en Van den Bergh, II, no. 95, 1263 Jan. 2. Brom 1519, 1263 mense Aprili, moet 1264 zijn in verband met Brom 1564. Brom 1545, 1263 mense Aprili, feria II post Ramos Palmarum. Hier is ook Boodschapstijl uitgesloten, omdat in 1263 de Maandag na Palm- pasc-hen op 26 Maart viel. Brom 1574, 1264 feria VI ante Dominicam qua cantatur Letare. Zeer waarschijnlijk na Brom 1570, 1264 Dec. 24, uitgevaardigd. Beslist uitgesloten is de Paaschstijl in Brom 1625, 1267 in crastino Amnunciationis domimice, in het klooster Mariendaal te Luxemburg. Bisschop Hendrik stierf op 4 Juni 1267, waardoor hier Paaschstijl is uitgesloten5). Dit stuk, bestemd voor genoemd klooster, is zeer waarschijn lijk volgens den Boodschapstijl gedateerd, die in Luxemburg zeer in zwang was (dyocese Trier!). Dit stuk is o.i. stellig niet van belang voor de beoordeeling van den door Hendrik als Utrechtsche bisschop gebruikten jaarstijl. Bij twee stukken zijn bezwaren gemaakt tegen een mogelijk gebruik van den Paaschstijl, bezwaren, die o.i. niet van beslissenden aard zijn5). Deze zullen wij hier nader bezien: Brom 1281, 1253 in die Cathedre sancti Petri. Deze scheidsrechterlijke uitspraak inzake geschillen tusschen Adam en jan van Lokhorst staat in nauw zakelijk verband met Brom 1243, 1253 IV Kal. Aprilis, waarin de abt van St. Paul Adam beleent met goederen, waarover het geschil liep. Voor ons onderzoek is nu van groot belang de vraag, of de belee ning dan wel de uitspraak het eerst is geschied. Brom heeft de beleening anterieur de uitspraak gesteld, in dier voege, dat hij voor no. 1281 Paaschstijl aannam. Daarentegen meende De Jonge van Ellemeet7), dat de beleening na de schikking moet plaats gehad hebben. Daarom achtte hij Paaschstijl uitgesloten. Hoewel de anterieure beleening niet onmogelijk moet worden geacht, is het o.i. wel meer waarschijnlijk, dat Brom 1243 posterieur aan Brom 1281 is, vooral omdat het optreden in Brom 1281 van al dezelfde leenmannen van den abt, die in Brom 1243 genoemd zijn, wijst op een korte tijdsruimte tusschen de twee hande lingen. Wij moeten dus aannemen, dat óf beide stukken naar den Kerst- of Jaarsdagstijl zijn gedateerd, óf beide naar den Paaschstijl. Gezien onze bovenstaande bevindingen inzake het gebruik van den Paaschstijl door bisschop Hendrik achten wij het laatste het meest waarschijnlijk. Brom 1243 zou dan het eerste voorbeeld van gebruik van den Paaschstijl door de St. Paulusabdij zijn. Brom 1475, 1260 III Kal. Marcii. Bezwaar werd gemaakt om deze oorkonde op 1261 te stellen, omdat 27 Febr. in dat jaar juist samenviel met de Zondag Exurge Domine7). Dit bezwaar kunnen wij niet deelen; het is een kwestie van gebruik van den Romeinschen of den feestkalender in de bisschoppelijke kanselarij. Vele stukken van bisschop Hendrik zijn volgens den Romeinschen kalender gedateerd, b.v. Brom 1407, 1421, 1475, 1616, 1632. In het laatstgenoemde stuk b.v. valt de Idus van Mei in 1267 samen met de Zondag Cantate. Het blijkt dus, dat van de 29 stukken, die voor ons onderzoek in aanmerking komen, er 13 zijn, waar Kerst- of Jaarsdagstijl uitgesloten is. Van deze 12 stukken zijn er 2, die tevens den Boodschapstijl uitsluiten. Bovendien konden wij bij twee stukken de tegen een eventueel gebruik van den Paaschstijl gemaakte bezwaren als ongegrond of van weinig belang aantoonen. De oorkonde Brom 1625, waarin Paaschstijl uitgesloten is, bleek voor onze kennis van het gebruik van den jaarstijl in die kanselarij van bisschop Hendrik zonder belang te zijn. De conclusie lijkt ons dus alleszins gewettigd, dat de gewoonlijk in de oorkonden van bisschop Hendrik gebruikte jaarstijl de Paaschstijl is, de stijl, die sedert 1238 in de dyocese Keulen algemeen in zwang was, en die den gewezen Keulschen Domproost en beschermeling van aartsbis schop Koenraad van Hochstaden geenszins vreemd geweest zal zijn.8) Deze conclusie is niet alleen afwijkend van de bovenvermelde samen vatting van Fruin, maar gedeeltelijk ook van Mullers conclusie ten aan- Bisschop Hendrik was bij de kroning van Richard van Cornwallis op 17 Mei te Aken door aartsbisschop Koenraad aanwezig (Knipping, III 1, no. 1942); immers op 18 Mei vaardigt hij een oorkonde te Aken uit voor het klooster Heisterbach (Schmitz, LIrkundenbuch der Abtei Heisterbach, no. 143) en op 22 Mei treedt hij te A_ken als getuige in een koninklijke oorkonde op (Brom 1362). In dit verband kunnen wij Brom 1363 (1257 Mei), evenals 1357 voor St. Pieter te Gent uitgevaardigd, het best op 1'16 Mei dateeren. 5) Verg. S .Muller Fzn., De jaarstijlen in het Sticht Utrecht gebruikt vóór het syno daal besluit van 1340, in: Versl. cn Med. Kon. Akad. van Wetenschappen, Afd. Letter kunde, 4e Reeks, Vil, blz. 323/324; Fruin, a.w., blz. 75. 8) Verg. Ned. Archievenblad, XXII (1913/1914), blz. 100 en volg., bijdrage Jaar stijlen der Utrechtsche bischoppen" door B. M. de Jonge van Ellemeet. 7) Boven geciteerde bijdrage in Ned. Archievenblad. s) S. Muller Fzn., Bijdragen voor een oorkondenboek van het Sticht Utrecht, Pro gramma. blz. 21.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1946 | | pagina 22