fil.
-34
daar den loco-burgemeester van Arnhem, den N.S.B.'er Schermer, die
ons bij den O.K. introduceerde en daardoor mij met een 6-tal mede
werkers een Ausweis voor eenige dagen bezorgde. Ik had een dezer dagen
ook bezoek ontvangen van den binder Keymel, die eerst naar Ede was
uitgeweken, doch kans zag in Velp een onderkomen 'te vinden en gereed
stond om met eenige zijner vrienden mij te helpen.
De toestand van het archief.
Denzelfden dag, dat ik mijn Ausweis ontving, fietste ik naar Arnhem
en trof tot mijn groote geruststelling (het arcbiefdepöt in vrij goeden toe
stand aan, althans wat het uitwendige betrof. Ik vond daar ook de mede
werkers van den heer Glazema, die echter na eenige dagen andere werk
zaamheden vonden, na zeer nuttig opruimingswerk verricht te hebben.
Uit hun bevindingen, die van een week vroeger (19 October) dateeren
dan de mijne (2d October) en uit hetgeen ik waarnam, kan het volgende
als de juiste toestand om en in het archief aangenomen worden:
De geheele omgeving was verwoest door een luchtbombardement van
de Geallieerden, die circa half October de brug stukgegooid hadden, en
door branden. De Markt was één puinhoop, evenals de Marktstraat,
waar het archief staat. De ruïnes van het Provinciehuis en van het Paleis
van Justitie, de uitgebrande Sabelspoort en het eveneens uitgebrande
dienstgebouw van het Rijksarchief vormden de droeve omlijsting van het
depót, dat zonder deuren of vensters zich hoog boven de puinhoopen
verhief, en waarvan de spanten van het afgebrande tentdak en de vier
torentjes een zeer merkwaardig silhouet vormden. De raamomlijstingen
aan de westzijde, grenzend aan het Provinciehuis, waren gedeeltelijk
weggebrand, op sommige plaatsen was er een begin van brand in de
houten vloeren geweest. Overigens hadden de luiken en branddeuren en
de brandvrije laag op den zolder hun werk gedaan. Vlak bij het gebouw
waren een 7-tal reusachtige bomt rechters te zien zooals mij later werd
medegedeeld afkomstig van 2-tons vliegtuigbommendie kraters vorm
den van 12 meter middellijn bij een diepte van 8 meter. De ligging daar
van wisselde van 3 tot 10 meter van het depót. Midden op de binnen
plaats van het Provinciehuis lag een reusachtige bomkrater, een andere
had het trappenhuis van het Provinciaal archiefdepót getroffen en ver
woest, zoodat dit gebouw en zijn inhoud zwaar geleden hadden.
Wat het inwendige van ons depót aangaat, zoo was door den lucht
druk en de enorme schokken het nogal elastische gebouw a.h.w. aan het
dansen gegaan, vooral op de bovenste (vijfde) verdieping moet de curve
vrij groot geweest zijn. Het gevolg was, dat op zeer vele plaatsen de
planken waren gaan wippen, de keeplatjes (woutermannetjes noemt men
ze hier) uit de keepen geschoten en de deelen en portefeuilles uit de
kasten gevallen waren. Die van de bovenste planken waren ten deele over
de leuningen der galerijen heengeslagen en op lagere, meestal op de
gelijkvloersche verdieping beland, ten detrimente van den inhoud der los
geslagen portefeuilles; ook een aantal charterdoozen onderging hetzelfde
lot.
In de gangen op de gelijkvloersche verdieping lag de vloer bijna een
meter hoog met een wonderlijk mengelmoes van archiefstukken, bak-
steenen, glasscherven, puin, modder, raamkozijnen, blinden, spanjoletten,
boombladeren en -takken enz. Allerlei losse stukken lagen daartussohen
en waren ook wel buiten het gebouw, waar natuurlijk een flinke trek
stond, terechtgekomen.
Van 2025 October hebben de helpers van den heer Glazema de
heeren Zwiers, boekhandelaar (op 3 November daarna door de Neder-
landsche S.S. vermoord), Steinfort, instrumentmaker P.T.T. en Van
Toledo, politiebeambte daar hard gewerkt, zoodat, toen ik op 24
October verscheen, reeds twee verdiepingen zoo ongeveer begaanbaar
waren geworden, de buiten het gebouw liggende losse stukken geborgen
en de luiken voor de benedenvensters weder geplaatst waren.
Op 25 October konden mijn helpers en ik het werk overnemen en
ben ik voor het aanbrengen van karton en houtboard voor de ramen
hulp gaan zoeken bij den te Arnhem met Duitsche toestemming opge-
richten Technischen Nooddienst, commandant de architect G. J. Veen-
stra. Omtrent de rol, die deze dienst heeft gespeeld, bestaan velerlei,
ook verkeerde opvattingen. Hij was belast met het herstellen van bescha
digingen, waterleidingen, electrisöhe installaties etc., werkzaamheden die
meer op het civiele dan militaire gebied lagen en ongetwijfeld ten nutte
zijn geweest van de in de stad staande gebouwen en woonhuizen. Daar
naast werden ook dergelijke werkzaamheden verricht ten bate van door
de bezetters bewoonde huizen en bureaux, doch een zuiver militair werk
is het eerst geworden na half Februari, waarover later.
De tweède phase van den strijd om Arnhem.
Zooals ik bekend mag veronderstellen, heeft de strijd om Arnhem
geduurd tot de stad op 15 April door de Geallieerden bezet werd. Deze
tijd werd gekenmerkt door een totale uitplundering der stad, die in het
einde van het jaar 1944 georganiseerd werd, met als gevolg een uiterst
strenge controle voor degenen, die haar mochten betreden. In Decem-
ver ongeveer werden in Arnhem twee „Bergungskammando's" geves
tigd, het eene voor de Gau Westfalen Ost, het andere voor de Gau
rissen. De onderscheidenlijke „Gauleiter" met hun personeel waren op
hun post, om nauwlettend en in onderlinge concurrentie toe te zien, dat
de inhoud van de huizen, kantoren en fabrieken zoo compleet mogelijk
naar hun land werd overgebracht. Andere Duitsche instanties, de Partei
en de N.S.F. (Nat. Soz. Frauenschaft) kregen ook gelegenheid zich
het noodige toe te eigen, terwijl „das Mi-li tar" meestal op eigen gelegen
heid aan het plunderen ging. Bij onze dagelijksche tochten van Velp
naar Arnhem hebben wij dan ook heel wat van de plundering gezien en
meegemaakt.