A
28'
Enkele andere vrije middagen gaven hem gelegenheid aan het Alge
meen Rijksarchief te werken aan de uitgave: Bronnen tot de geschiedenis
van den Levantschen handel 1590—1726, uitgegeven vanwege de Com
missie voor s Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Het eerste deel ver
scheen nog in Heeringa's Schiedamschen tijd. Bij Kon. Besluit van 14
Februari 1911 werd Heeringa benoemd tot rijksarchivaris in Zeeland,
waar hij den tot hoogleeraar in het oud-vaderlandsch recht te Amster
dam benoemden rijksarchivaris mr. R. Fruin Th.A.zn. opvolgde. Door
deze benoeming gevoelde menig lid van het rijksarchiefpersoneel zich
gepasseerd, maar erkend werd, dat zij was verdiend.
In Middelburg heeft de heer Heeringa met zijn vrouw en hun drie
kinderen een dochter en twee zoons den schoonsten tijd van zijn
ambtelijk leven doorgebracht. Het eiland Walcheren boeide hem zeer
en later bracht de archiefinspectie der provincie de gelegenheid het overige
Zeeland te leeren kennen. Hier heeft Heeringa een groote publicistische
werkzaamheid ontwikkeld. Verschillende nog in de pen zijnde Schie-
damsche uitgaven voltooide hij en geleidelijk volgden de Zeeuwsche
werken: De eerste inrichting van de griffie van Zeeland; Diplomatieke
bescheiden in het archief van de Staten van Zeeland; Zeeuwsche Jonkers
in de 17e eeuw; Zeeland, in het Historisch Gedenkboek 1813; De reke
ningen en andere stukken, in 1607 uit de Hollandsche Rekenkamer naai
de Zeeuwsche overgebracht; De instructies voor de gewestelijke regee
ring van Zeeland (15741586); Overzicht van de geschiedenis van het
Zeeuwsch Genootschap; Notulen van de Staten van Zeeland (1574—
1586); Het aandeel van Zeeland in het bestuur van Staats-Vlaanderen;
De leiders van de Staten van Zeeland in de jaren 15771580; De eerste
Nederlandsche Gezant bij de Verheven Porte (Cornelis Haga 1611
1638); Het beheer der geldmiddelen van Zeeland tot de oprichting der
Rekenkamer; Gedenkschriften van Adriaan van Borssele van der Hooghe,
heer van Geldermalsen; Het archief van de Staten van Zeeland en hunne
Gecommitteerde Raden, 1574 (1578)1795 (1799). Hiernaast nog vele
recensies in het Archievenblad. Gaarne richtte Heeringa den blik buiten de
grenzen van het vaderland. De jaargang 1917/18 van laatstgenoemd tijd
schrift bracht zijn Poolsche archivalia in Rusland; daarvóór was versche
nen: Eén en ander over Oost Europa. Men moet zich erover verwonderen
hoe de schrijver in een provinciestad in staat is yeweest hiertoe de bouw
stoffen bijeen te krijgen. Verband met deze artikelen houdt zijn belang
stelling voor het Russisch, waartoe hij zich in een latere levensperiode
opnieuw zou wenden; ook kende Heeringa Oud-Noorsch en beheerschte
hij de Italiaansche taal.
Heeringa heeft het voorrecht gehad de beide groote figuren uit de
archiefwereld, Muller en Fruin, op te volgen; hij was hierdoor beter dan
iemand in staat om hun beider werk te kunnen beoordeelen; menig artikel
van zijn hand in het Archievenblad draagt hiervan de sporen.
In Utrecht gekomen zette hij zich, in aansluiting aan de door zijn
voorganger uitgestippelde lijnen, aan de inventarisatie van het archief
van het Domkapittel. Vele jaren heeft hij hieraan gewerkt. Ten slotte
verscheen de desbetreffende inventaris in druk in 1929. Veel gelegen
heid tot andere publicaties heeft hij hiernaast niet gehad. Een kleine
bijdrage voor het Historisch Genootschap, een rede voor de leden hiervan,
een enkel kort artikel in het Utrechtsch Jaarboekje en in 1930/1 een
uitvoerig artikel in Nijhoff's Bijdragen Vie reeks deel IX en Vile reeks
deel I: Hoofdstukken uit de geschiedenis van het Nedersticht. Eén bron
nenpublicatie dient te worden genoemd; die van de Rekeningen van het
bisdom Utrecht 13781573 in de Werken van het Historisch Genoot
schap. De verrichting van het hoofdwerk nam Heeringa goeddeels in
beslag. Met de hem eigen rust bracht hij de dagen te midden van charters
of aan de boekdeelen door. Zelfs de laatste afwerkingen, het opbergen
van de stukken in de zakjes, de nummering met potlood daarvan ver
richtte hij zelf en als het toeval wilde dat men in zijn buurt kwam, zag
men hem glimlachen en met de hem eigen humor een opmerking maken
of het stuk, dat hij juist bezig was te doen verdwijnen, wel ooit het
daglicht weer zou zien. Van het betrekkelijke nut van zijn moeilijk werk
was hij zich volmaakt bewust.
Ook na zijn pensioneering heeft de heer Heeringa nog meerdere studies
het licht doen zien, n.l. in de eerder genoemde bijdragen van Nijhoff,
Vile reeks deel IV (1935) O orkondenv er zamelingen te Utrecht, en in
dezelfde Bijdragen in de jaren 1937, 1938 en 1939 een zeer uitvoerige
beschouwing, getiteld; Onderzoekingen naar de geschiedenis van ons land
vóór het interregnum. Verder heeft hij, daartoe bewogen door de
zorgen om zijn gezin, waarvan sprake is geweest, zich aan een opdracht
gezet tot het vervolgen van het door mr. S. Muller Fz. opgezet Oorkon-
denboek voor het Sticht Utrecht. Of hij van dit werk voldoening heeft
gehad? Van deze belangrijke publicatie is ondergeteekende slechts bekend,
dat de scherpe bespreking door een jeugdig criticus hem groot leed heeft
gedaan. Vast staat wel dat het, evenals aan Muller, aan Heeringa aan
de noodige scholing in zijn jeugd op dit bij uitstek moeilijke terrein heeft
ontbroken en dat dit defect niet door zelfstudie kan worden ingehaald.
De laatste jaren waren aan geschiedenis gewijd; aan Russisch, wijs-
geerige werken en ook veel aan Grieksch; Homerus vertaalde hij voor
de vuist weg en onderhield hiermede zijn geliefde vrouw.
Een hartverlamming, die hem 's nachts trof, maakte eenige dagen voor
het Kerstfeest van 1944 een einde aan dit welbesteede leven. Zeer kort
te voren had den heer Heeringa en zijn vrouw het bericht bereikt, dat
hun dochter het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. De dageraad
van den nieuwen tijd heeft Heeringa, die niet aan den afloop van het
wereldgebeuren van zijn laatste levensjaren twijfelde, nog even mogen
zien. Onvergetelijk blijft voor schrijver dezes de herinnering aan dezen
karaktervollen mensch, van wiens bezonken leiding hij zooveel heeft
mogen leeren.
R. VAN ROYEN.