'Zïïtjz i%y:"r 11 (met ds
SSs) S'"k iS ™l3e°S VM de" Ber"h s,Khts
sthïirvidtTvan z,,n zwa9er w°"ter van E9n",nd <b"iibaar
Cf Nak2,n9 bevat
Va°den Ber9h aa°9eduid
8
scheidsrechterlijke beslissingen werd gebezigd, behoeft eene aanvullinq
De oorkonde uitgegeven in Mei 1290 (V. d. B. I no. 706), waarbij de
Roomsch-konmg Rudolf de Zeeuwsche edelen vermaant, zich te onder
werpen aan den graaf van Holland als wettigen vorst, is in het Latl
gesteld Daarentegen behooren, zooals we hieronder zullen zien véle
zoenverdragen tot de categorie der tweetalige oorkonden.
Gelet op de zeer schaarsche binnenlandsehe literatuur, zijn we dus wel
genoodzaakt, wat de voor ons land van belang zijnde opkonden be jft
aan de hand der bekende oorkondenboeken van Van den Becgh en De
remery - en op gezag der hierboven vermelde schrijvers, te trachten
op eigen gelegenheid een leidraad te vinden
den'Ll het ,°0rk°ndenboek voor Holland en Zeeland van Van
(I no 590) voorkomende oudste origineele, in de landstaal gestelde stuk
(I no. 590) is de door graaf Willem II in Maart 1254 aan de stad Mid
delburg verleende keur. i°)
Eerder gedateerde, niet origineele, Nederlandsche oorkonden:
Van den Bergh I no. 314; Mei 1229, eene ..vermangeling" van hai
rretnAeiaemenenRnhSChrTn T Zierik^e (memoriaal
m het Algemeen Rijksarchief, volgens de aanteekening van Van den
Bergh waarschijnlijk vertaald uit het Latijn).
IT,V' ,d' B' 1 n°- j79; Maart 1241, proost en kapittel van den Dom te
h'Tjj Tl J"l r la°d U:d"lk"T (beflin en slot zijn in het
ÏNÏÏ' ï1" l2ft handvest 's Gravenzande (geheel in
V'nfB. 1 45l: Maart '24s- vernieuwing der keuren of handvesten
Haerlem^ten hel,506' Ma"' '25°' VM Iaad d°°' van
handvesMV d'r"! h" aa° de slad A,kmaar verleende
ndvest (V. d. B. I no. 595) weer gesteld is in het Latijn.
9
Onder de Nederlandsche handvesten volgt chronologisch op de Mid-
delburgsche keur eerst het handvest, in Maart 1275 verleend door Aleid,
weduwe van Jan van Avesnes, aan hare „nieuwe stad" Schiedam
(V. d. B. II no. 288).
Nog enkele voorbeelden van vroege, in de landstaal gestelde oorkonden
volgen hieronder:
V. d. B. II no. 147; November 1266, verleening van tolvrijheid aan
Delft door graaf Floris V.
V. d. B. II no. 156; April 1267, verleening in erfleen van onroerend goed
door Albrecht van Voorne, burggraaf van Zeeland.
Doch weer in het Latijn gesteld is de oorkonde, voorkomende in V. d.
B. II no. 212 en gedateerd Juni 1271, bevestiging der instellingen of
willekeuren van de broederschap der kooplieden te Middelburg (confra-
ternitas mercatorum Middelburgensium).
Een overgang van de Latijnsche tot de Nederlandsche oorkonden
vormen die, waarvan de tekst in het Latijn is, doch waarbij de termini
technici in de landstaal zijn gesteld, b.v.:
V. d. B. II no. 56; September 1259, verleening door een abt van Egmond
van abdijlanden in erfhuur. Kenmerkend zijn termen als „halve hoeve",
„neghen viertel „achtendeel", „huerwaer", „terfhure"; men ziet blijk
baar geen kans meer, om zich in het Latijn tegenover partijen of derden
duidelijk verstaanbaar te maken of vreest misverstand. Het is een ver
schijnsel, analoog aan dat, waarvan Giry in zijn „Manuel de diplomatique"
voor de Latijnsche acten, geredigeerd in Italië omstreeks het midden der
10e eeuw, melding maakt. (Zie hierboven blz. 4).
Eene andere categorie vormen de in twee talen (Latijn en Neder-
landsch) gestelde oorkonden:
V. d. B. II no. 247; Februari 1273, verdrag tusschen graaf Floris V
en Nicolaas van Putten over het erfrecht hunner wederzijdsche onder
danen.
V. d. B. II no. 250; Mei 1273, aanwijzing van graaf Floris V ten aan
zien van aankoop van land. 12
V. d. B. II no. 798; Februari 1292, zoen van Dirk van Brederode met
graaf Floris V.
V. d. B. II no. 805; Februari 1292, als boven van Jan van Renesse.
De Fremery, Supplement no. 249; October 1287, leenuitgifte van land
(met onderschrift: „Dit is die zelve handveste in Duijtsch").
Wij herinneren hierbij aan het op blz. 605 van Bresslau's „Handbuch
12) De Hollandsche vertaling (nevens den Latijnschen tekst in het register van
Schieland gehoekt) wordt door Fruin (Verspreide Geschriften VI blz. 257 noot 1) ge-
kenmerkt als van veel later tijd en zonder eenig gezag.