46
van na Constantinus nog keizer Julianus een poging heeft gewaagd 77).
Dat plaatselijke omstandigheden, zooals uit het bovenstaande mag wor
den afgeleid, van invloed geweest kunnen zijn op een verkorting van de
grensverdedigingslinie in de Betuwe, doet, naar het ons voorkomt, aan de
bedoeling van die keizers, den Rijn als rijksgrens te behouden,
niets af 78
H. HARDENBERG.
47
M. P. van Buijtenen. De Leppa, een Rechtshistorische en
waterstaatkundige Bijdrage. 1-124,8°, met afb. en krtn.
Dokkum, 1944.
77) Zie W. Koch, De oorlogen door keizer Julianus den Afvallige in de Nederlanden
gevoerd (Bijdragen voor vad. geschiedenis en oudheidkunde 3de reeks X, 's-Graven-
hage, 1897, blz. 141).
78Bij het in verband met de bovenstaande studie ingestelde onderzoek naar oude
veldnamen te Eist mochten wij de gewaardeerde hulp ontvangen van Mr. A. P. van
Schilfgaarde, den Bewaarder der Hypotheken te Nijmegen C. J. Kleinen, notaris A. F.
J. Huigens te Eist, en den heer G. J. van Olst te Ressen. Hun zij hier hartelijk dank
gebracht, evenals den heer J. Brouwers, ambtenaar bij den Limburgschen Streekplan-
nendienst, die het bijgevoegde kaartje vervaardigde.
Den heer Van Buijtenen verging het zooals wel meer archivarissen: hij kwam bij
zijn inventarisatiewerk een aardig historisch probleem op het spoor. Hij zag het be
loofde land van het zelfstandig historisch onderzoek, waarvan onze oud-voorzitter
Fruin eens ter jaarvergadering sprak, liggen niet alleen, doch betrad het ook. En hij
was zoo verstandig de uitwerking niet te plaatsen in de inleiding tot den inventaris
van het archief dat hem de aanleiding tot de studie had gegeven (het gemeente-3rchief
van Idaarderadeel)maar deze zelfstandig te doen verschijnen: eerst, voor een deel, in
het Rechtsgeleerd Magazijn Themis, thans als afzonderlijk boek.
De titel zal den on-frieschen lezer niet veel zeggen. Voor den tegenwoordigen waar
nemer dan is de Leppedijk een binnendijk, eigenlijk slechts een verhoogde weg, dwars
door het lage deel van Friesland, tusschen Beetsterzwaag en Akkrum/Irnsum, dus van
de pleistocene zandgronden naar de kleistrooken langs de Middelzee, ongeveer het
verloop van de Boorn volgend; voor den historicus een der zeer weinige voorwerpen
van Frieslands binnenlandschen waterstaat waaromtrent oude documenten bestonden of
althans bekend waren gemaakt. En als zoodanig niet zonder belang. De eenheid van
Frieslands boezem moet immers stap voor stap zijn ontstaan. Kleinere boezemgebieden
moesten eraan vooraf zijn gegaan: gebieden omtrent welker vorming en inrichting
ovenwei weinig bekend is. De Leppe biedt van die oude boezemgebieden misschien
het meeste houvast.
Doch niet alleen over het waterstaatsverleden handelt de schrijver. Hij had het
voorrecht voor het eerst te kunnen publiceeren de Leppe-willekeuren, landvrede-
bepalingen uit de dertiende eeuw: en aan de hand van dit document met andere gege
vens vereenigd kon hij een beeld schetsen van de politieke en rechterlijke organisatie
van Oostergoo na de „vrijwording", na de verdwijning ook van het theoretische gra-
vengezag. Men behield ook toen de behoefte aan een zekere top-organisatie boven de
plaatselijke en streekrechters; en men vond deze in streeksgewijze verbonden der rech
ters, echte landvrede-verbonden. In Oostergoo droeg dit verbond den naam van de
plaats van samenkomst, het nietige dorp Wijns (Winninge); kennelijk kon noch
Leeuwarden noch Dokkum, maar alleen een plaats halverwege in aanmerking komen!
Dit algemeene congres, om dien weinig eerbiedigen term te gebruiken, bestond uit twee
helften, uit tweemaal drie „deelen". En de zuidelijke helft, bestaande uit Leeuwar-
deradeel, Tietjerksteradeel (met Smallingerland) en Idaarderadeel (met Rauwerderhem)
vormde het eigenlijke Leppeverbond. De verhouding is grafisch verbeeld op het oude
zegel van Oostergoo, dat dan ook niet ten onrechte op het titelblad prijkt.
Deze organisatie-voor-algemeene-doeleinden nu zag zich ook belast met de water
staatszorg, met de zorg voor den Leppedijk, die juist dit gebied tegen den aandrang
der wateren uit de Zevenwolden moest beschermen. De combinatie van functies lag
voor de hand. In Friesland bij uitstek is de waterstaatszorg in handen van de alge
meene plaatselijke bestuursorganen gebleven; de toestand, die in onze lage landen aan
vankelijk alom had bestaan doch gaandeweg meer en meer was verlaten, is in Fries
land gehandhaafd en met name ook in deze streekorganisatie.
Dit was nu heel mooi op papier, maar de praktijk bood moeilijkheden. Het bezwaar
van een organisatie gelijk deze bestond in het ontbreken van een uitvoerend orgaan.
Te weinig kon op de activiteit van elk onderdeel worden vertrouwd. En kon, wat den
dijk betrof, met een minder goeden toestand gedurende groote gedeelten van het jaar
genoegen worden genomen, de houten sluizen eischten onderhoud en toezicht.
Maar voor dit probleem hadden de Friezen een zeer bekoorlijke oplossing. Tegen het
genot eener vaste bijdrage van de agrarische belanghebbenden nam een vermogend
particulier of een instelling een klooster, een stad het onderhoud en de verzorging
der sluis op zich: een speculatief bedrijf, waar tegenover de inkomsten uit vischvangst
en scheepvaart de risico's van extra onderhoudswerken stonden, maar een doelmatige
gedragslijn uit beheersoogpunt.