32
stateerde archaeologische gegevens niet gemist kan worden.
Met deze voorafgaande beschouwingen meenen wij te mogen volstaan.
Zij dienden, om aan te geven, wat ons er toe dreef, de redactie van het
Archievenblad om opneming van dit artikel te verzoeken,
In een openbare les over den „Oorkondenschat van den heiligen Wil
lebrord" heeft de ontijdig van ons weggerukte mediaevist Tenhaeff
van het essentieele der oorkonde, waarom het ons te doen is, een verta
ling gegeven, die wij hieronder in extenso laten volgen:
,,Ik, Karei Martel, overwegende de wankelbaarheid van dit ons men-
schelijk bestaan, schenk door deze, mijne wilsbeschikking, tot heil van
mijn ziel in de plaats, genaamd Marithaime, waar dè burcht heeft ge
staan (ubi castrum fuit), aan de kerk, die is gebouwd ter eere van den
Heiland, van de Moeder Gods, en (die) ook (ter eere) van de Apostelen
Petrus en Paulus en alle Apostelen, en van Johannes den Dooper en
andere Heiligen, naar men weet, is gebouwd, die is gelegen in de Betuwe-
gouw, de villa, genaamd Eist, staande onder ons gezag, in die plaats
zelve Marithaime; al wat daar had of bezat Everhard, toen deze den
koning ontrouw werd en in ontrouw tegen den koning der Franken zich
buiten den lande verbond met ongetrouwen (infideles)redenen waarom
al zijn bezit verbeurd werd verklaard ten behoeve van het koninklijk
domein en daaruit door den roemruchten koning Hildebert aan mijn vader
werd geschonken, zoodat ik het erfrechtelijk van mijn vader in eigendom
verwierf. Die villa Eist nu, met anderen naam Marithaim genoemd, wat
daar genoemde Everhard bezat, alles, geheel en volledig, geef ik aan
voorzegde kerk en (ook) wat Everhard had of bezat in de Betuwe, en
wel op deze wijze, dat bisschop Willebrord dit alles ontvangen zal in
vollen rechtmatigen eigendom van hemzelf en zijn opvolgers, om het in
den naam van God te bezitten, zóó dat het daar ter plaatse ten allen
tijde strekke tot vermeerdering van het heil mijner ziel" i).
Wij zien hier dus uit, hoe zekere Everhard, vermoedelijk een voornaam
33
Frankisch onderdaan, in de plaats IVÏarithaime, waar weleer een castrum
was, een villa of hof, genaamd Eist, bezat. Doordat Everhard zich ver
bond met de heidenen (infideles) buitenslands, d.w.z. aan de overzijde
van den Rijn, die ten tijde van koning Childebert (695711) de grens
vormde tusschen het Frankische en het Friesche rijk, werden zijn bezit
tingen verbeurd verklaard. De Koning schonk deze aan den hofmeier
Pepijn van Herstal, bij wiens dood in 714 zij op Karei Martel vererfden.
Laatstgenoemde schonk ze op zijn beurt aan den Utrechtschen bisschop
Willebrord en diens opvolgers. Op die tweede schenking heeft de boven
staande oorkonde, gedagteekend 9 Juni 726, betrekking.
In de oorkonde wordt achtereenvolgens melding gemaakt van een
burcht, een kerk en een villa. Wij zullen eerst de kerk behandelen. Door
de onduidelijkheid van den tekst, welke teruggaat op een afschrift in het
Cartularium Radbodense, bestaat dienaangaande een controverse. Vol
gens Post en het regest in het Oorkondenboek van het Sticht zou met de
bewuste Salvatorskerk de kerk te MarithaimeEist zijn gemeend 2);
Tenhaeff daarentegen zag in de kerk, waaraan de schenking van de villa
Eist gericht zou zijn, de Salvatorskerk te Utrechts), een meening, die
wij kunnen bijvallen. In de eerste plaats was St. Werenfridus en niet
St. Salvator de patroon van de kerk te Eist, terwijl de St. Salvatorskerk
te Utrecht de oorspronkelijke bisschopszetel is geweest4). Voor een lan
delijk dorpskerkje doet de plechtige aanduiding in de oorkonde van die
kerk daarenboven zeer vreemd aan. Luidens de middeleeuwsche traditie
zou de aan Werenfried gewijde kerk te Eist door bisschop Balderik
(918976) bij de verheffing van 'het gebeente van dezen heilige zijn
gesticht, hetgeen wordt gestaafd door een gedenksteen, in 1857 bij de
herstelling van de kerk gevonden, met het slechts gedeeltelijk behouden
opschrift: [CAPEL] LA ISTA CUM ARA A PRAESVLE BALDRI-
CO5). Het leven van Werenfried, den volgeling van Willebrord, die
door dezen naar de villa Eist was gezonden, kort nadat zij in het bezit
x) N. B. Tenhaeff, De oorkondenschat van den heiligen Willebrord (Groningen,
1929), blz. 1819. De oorspronkelijke tekst luidt als volgt:
,,Ego (in Dei nomine inluster vir) Karolus, (major domus, filius Pippini quondam,)
cogitans casum humane fragilitatis, (qualiter peccata abluere possim et donante Deo ad
eterna gaudia pervenire. Idcirco) trado (a die presenti) per hanc paginam testamenti pro
rcmedio anime mee (donatuimque in perpetuum esse volo) in loco nuncupante Marithaime
ubi castrum fuit, ad basil,icam, que est constructa in honore Salvatoris domini nostri
Jesu Christi et beate Marie genitricis Dei, sed et beatorum apostolorum Petri et Pauli
omniumque apostolorum, sanctique Johannis Baptiste vel ceterorum sanctorum noscitur
esse aedificata, que est sita in pago Batuvua, villa juris nostri, nuncupante Heliste, in
ipso loco Marithhaime, quantumcumque ibi habuit vel possedit Euerhardus, dum ipse
infidelis regi apparuit et in regis Francorum infidelitate foris patria ad infideles se
sociavit. Et propter hoc omnes res suas in fisco regali fuerunt redacte, quas gloriosus
rex Hildebertus genitori nostro (Pippino) de suo fisco (et ex largitatis sue) munere con
cessit, mihique genitor meus (Pippinus) jure hereditario in proprietatem concessit. Supra-
nommatam villam Heliste, quod alio nomine Marithhaim vocatur, auicquid supradictus
Euerhardus ibi possedit, (unacum mansis, terris, casis, domibus, silvis, campis, mancipiis
utriusque sexus, pratis, pascuis, aquis aquarumve decursibus, mobilibus et mmöbilibus,)
totum et ad integrum, hec omnia tradimus ad prefatam ecclesiam, et quicquid Euerhardus
habuit in Batuuua vel possedit, ea ratione ut domnus Vuillibrordus episcopus prefatas
res in jus et in dominium suum recipiat suorumque successorum in Dei nomine ad
possidendum, ita ut ibidem omni tempore proficiat in augmentum pro remedio anime
mee. De tusschen haakjes geplaatste woorden heeft Tenhaeff overgeslagen. Zie
S. Muller Fz. en A. C. Bouman, Oorkondenboek van het Sticht I (Utrecht, 1920), no. 36.
-) R. R. Post. Eigenkerken en bisschoppelijk gezag in het diocees Utrecht tot de
XHIe eeuw (Utrecht, 1928), blz. 12, noot 2; MullerBouman, Oorkondenboek, t.a.p.
3) Tenhaeff, t.a.p.
4) S. Muller Hzr... De kerkelijke dndeeling omstreeks 1550 I ('s-Gravenhage, 1921),
blz. 434, noot 18; N. B. Tenhaeff, Diplomatische studiën over Utrechtsche oorkonden
der Xe tot Xlle eeuw (Utrecht, 1913), blz. 33.
5) D Buddingh, Eist in de Overbetuwe onder het heidendom, in den eersten Chris
tentijd en tijdens de Hervorming (Delft, 1858), blz. 11.